DNOA met goed ensemblespel in Offenbach
Un mari à la porte door DNOA
Jacques Offenbach schreef 100 werken voor het muziektheater over een periode van 34 jaar. Met zo’n enorme productie is niet te verwachten dat dit allemaal meesterwerken zijn Afgezien van het nodige knip en plakwerk om weer een nieuwe titel te genereren zitten er ongetwijfeld ook meerdere gelegenheidswerkjes bij.
Dat is vermoedelijk ook het geval met de mini operette Un mari à la porte, een humoristisch niemendalletje uit 1859 maar wel op de sprankelende muziek waar Offenbach garant voor staat.
Als ‘schoolvoorstelling’ is het werk dat nog geen uur duurt vooral geschikt omdat het ruimte biedt voor uitgebreid ensemblespel. Razendsnelle passages zingen in het Frans is prima oefenmateriaal. En dat ging de vier zangers van de Dutch National Opera Academy tijdens hun optreden in de zaal van het Haagse Conservatorium zeer goed af. En voor een coloratuursopraan is er de bonus van de Valse Tyrolienne ´J’entends ma belle ´ gezongen door Rosita.
Het verhaaltje is nauwelijks relevant te noemen. Suzanne is tijdens haar bruiloftsfeest weggelopen wegens onenigheid met haar jaloerse nieuwbakken echtgenoot Henri Martel. Haar vriendin Rosita probeert haar te overreden terug te gaan naar het bal. In Suzannes slaapvertrek treffen ze de operettecomponist Florestan Ducroquet die door de schoorsteen naar binnen is gekomen, op de vlucht voor een deurwaarder. Suzanne probeert snel van hem af te komen om geen verdenking op zich te laden. Ze wijst hem het raam als vluchtroute maar helaas zit men driehoog. Zo sukkelt het verhaal voort waarbij Martel vergeefse pogingen doet om binnen te komen tot uiteindelijk Florestan de verbijsterde Rosita ten huwelijk vraagt. Niet alleen is er nu een excuus voor zijn aanwezigheid maar tevens heeft hij nu recht op een erfenis zodat ook zijn financiële problemen zijn opgelost.
Oefening
De enscenering was typisch voor tussen de schuifdeuren met een paar basale rekwisieten. Regisseur Rennik -Jan Neggers was het ongetwijfeld begonnen om een oefening in komisch zingen en acteren en daar is hij met zijn vier zangers zeer goed in geslaagd. Overacting is niet van de lucht, zoals het hoort in Franse humor. Het Frans klonk me zeer authentiek in de oren, vlotte voordracht zonder opvallend accent.
Tenor Hugo Kampschreur was goed op dreef als de onfortuinlijke Florestan die zich net op tijd realiseert welke uitweg die erfenis hem biedt. De echtgenoot die er maar niet in slaagt binnen te komen werd aardig vertolkt door bas bariton Filips Krauklis. Suzanne kwam voor rekening van mezzo Maria Warenberg die vooral opviel door haar natuurlijke wijze van acteren, goed zingen kan ze sowieso. De meeste aandacht ging echter uit naar sopraan Sharon Tadmore. In Die Zauberflöte vlak voor de zomervakantie had ze haar visitekaartje nadrukkelijk afgegeven door een schitterende vertolking van de Koningin van de Nacht. Als Rosita mocht ze de muzikale stratosfeer betreden in de Valse Tyrolienne die ze ten beste gaf alsof ze al jaren niets anders gewend was. Vooraf had ik er een paar opnames van beluisterd en Sharon kan (nu al ) mee met de besten.
Een klein orkestje onder leiding van Geraldo Felisatti zorgde voor de begeleiding. Vijf strijkers waren aangevuld met een accordeon die de partijen van de blazers waarnam, goede vondst. Tegen het einde gaf eerste violist Sam Panner een fraaie solo ten beste. Compliment ook voor deze musici.
In januari komt DNOA met zijn jaarlijkse grote productie. Dit keer staat er een triple bill op het programma: twee korte opera’s van Haydn met als contrast een werkje van Krenek. Ik kijk er al naar uit.
Verder lezen, luisteren en kijken