Purcell krijgt waardig gala
Henry Purcell, dit jaar 350 jaar geworden, was een veelzijdig man. Om dat te bewijzen, draaide Barokopera Amsterdam een galaconcert in elkaar: Purcell Gala. Een creatief, speels en daarmee waardig eerbetoon aan de muziek van de Brit.
Wendy Roobol, Ina Boonen, Gunther Vandeven, Joost van Velzen en Pieter Hendriks stappen in witte galakledij het podium van Muziekcentrum Enschede op. Ieder van hen heeft een koffer bij zich. En elk van die koffers is beplakt met een letter: H-E-N-R-Y. Klaar voor een reis door het zeventiende-eeuwse Londen.
Als de vijf jonge solisten na twee uur weer van het toneel verdwijnen, heeft het publiek inderdaad een reis achter de rug. Eentje langs een kapel, een paleis, een kroeg, een theater, een meisjesschool, een kathedraal en een muziektheater, en daarmee langs alle uithoeken van Purcells muziek. Precies wat Barokopera Amsterdam voor ogen had: de diversiteit van Purcell moest klinken.
De solisten hebben weinig nodig om al die locaties tot leven te wekken. De beeldende (Nederlandse) tekst van regisseur David Prins, hun eigen acteerwerk en enkele rekwisieten zijn voldoende. Een typering van de Londense amusementsindustrie als een mengsel van Joop van den Ende, dj Tiësto en de Efteling doet het bijvoorbeeld goed. Net als de andere luchtige, maar toch ook informatieve inleidingen op de muziekfragmenten, die in combinatie met de jeugdige solisten het gala voorzien van een dynamisch gezicht.
Op muzikaal gebied is het even wachten op zo’n zelfde dynamiek. Tijdens de eerste paar stukken is de balans af en toe zoek. Bariton en mezzosopraan vallen weg of alle solisten tezamen leggen het af tegen het ensemble. Dat dertienkoppig ensemble is op haar beurt weer te braafjes, te bescheiden. Het maakt de uitvoering in het begin een beetje mat; niet zo veelzijdig als Purcell voorgesteld wordt.
Maar dat begint te veranderen als de solisten het publiek op komische en overtuigende wijze inwijden in het kroegfenomeen ‘Catch’. En na de pauze is het hek helemaal van de dam. Bariton Pieter Hendriks laat samen met het dan levendig spelende ensemble van Frédérique Chauvet tot tweemaal toe een indrukwekkende Purcell horen. Eerst als de Slaap in The Fairy Queen en later, nog beter, als ‘the cold genius’ in King Arthur. Daarin rijgt Hendriks met dikke staccato-klanken een imponerend crescendo aan elkaar, begeleid door echt ijzig klinkende strijkersklanken. Inderdaad ‘geniaal’.
Wendy Roobol is de klinkende sopraan op het gala. Zuiver, helder en doordringend; als een ster aan de blote hemel. Mooie momenten zijn er ook van countertenor Gunther Vandeven, vooral als Spirit in Dido and Aeneas (sowieso een passage waar de muziek opleeft). Het volume dat de Belgische countertenor opentrekt, is verrassend en mooi.
Wat Barokopera Amsterdam in Purcell Gala laat zien en horen, is een trefzeker portret van de Britse componist. Een portret over zijn heilige kathedraalklanken, maar ook over het vulgaire, platte vermaak waar hij zich voor leende. Door de vrolijke opvoering van de solisten is het allesbehalve een statisch portret geworden. Purcell zal ongetwijfeld van dit verjaardagscadeau genoten hebben.
Purcell Gala doet op 15 februari een uitverkocht Concertgebouw aan en is daarna alleen nog in Groningen te zien, op woensdag 18 februari in Oosterpoort. Waarom hebben zulke unieke voorstellingen als deze toch altijd zo’n korte levensduur?