DNOA pakt uit met geslaagd drieluik
Woensdagavond 18 januari vond de première plaats van een drieluik waarin een kameropera van Ernst Krenek werd geflankeerd door twee werken van Joseph Haydn. Het werd in alle opzichten een groot succes.
In een interview met regisseur Michiel Dijkema en dirigent Kenneth Montgomery dat eerder op deze website verscheen, werd al uitvoerig ingegaan op de verschillende werken en de inbreng van het Orkest van de Achttiende Eeuw. In deze recensie beperk ik me daarom hoofdzakelijk tot het uitlichten van de optredende solisten, allen student aan de Dutch National Opera Academy.
Arianna
De avond in de zaal van het conservatorium in Amare begon met Haydns cantate Arianna a Naxos uit 1790 waarin Ariadne lamenteert over haar lot nu ze door Theseus is verlaten en verraden. Het is een stuk waarin een mezzosopraan volop de gelegenheid krijgt haar kunnen te etaleren en Sterre Decru greep die mogelijkheid met beide handen aan. Voormalig artistiek leider van DNOA Alexander Oliver was als Bacchus toegevoegd in een zwijgende rol waardoor ook het theatrale aspect wat meer body kreeg. Decru werd op forte piano begeleid door Peter Nilsson.
What price confidence
Het tweede deel van het programma voor de pauze was Kreneks kameropera What price confidence? Krenek, vooral bekend van zijn vroege werk Jonny spielt auf uit 1927, week tijdig uit naar de Verenigde Staten en deze kameropera uit 1946 was oorspronkelijk bedoeld voor vier studenten en een pianist om er mee door de VS te reizen, een soort muzikale versie van Jack Kerouac’s On the road. Dat is er nooit van gekomen, de première vond in 1952 plaats in Saarbrücken. Het werk is een conversatiestuk, muzikaal weinig opwindend maar een goed vehikel om vier zangers er een spannend theaterstuk van te laten maken. In het kort komt het erop neer dat teveel aan vertrouwen, in anderen en in jezelf, ook contraproductief kan zijn.
Gloria, sopraan Hannah Gries, verwijt haar man Edwin, bariton Jitze van der Land, een gebrek aan vertrouwen en dat terwijl ze zelf vreemd gaat met Richard, bariton Theodor Uggla. Edwin neemt zich voor met die levenshouding te breken en de eerste de beste die zijn vertrouwen vraagt dat ook te schenken. Gloria en Richard maken Edwin tot hun proefpersoon door hem een weddenschap van Richard te laten winnen waarvoor hij een check van duizend pond moet accepteren. Als die ongedekt blijkt heeft dit een enorme impact en Edwin besluit zich te verdrinken. Net op tijd wordt hij daarvan afgehouden door Richards echtgenote Vivian, mezzo Rommie Rochell die zijn tegenpool is. Zij heeft grenzeloos vertrouwen in zichzelf en dus ook in de wereld. Die twee vinden elkaar en gaandeweg worden de rollen omgedraaid en zitten de wantrouwig geworden Gloria en Richard met elkaar opgescheept. Alles draait om vertrouwen zingen ze maar tot welke prijs? Goed verzorgd Sprechgesang van het viertal solisten, aan de piano begeleid door Daan Boertien.
DNOA slaagt in opzet
Het verhaal is een niemendalletje maar het geeft de zangers alle gelegenheid zich in negen korte scènes te presenteren. De regie laat hen veel fysieke capriolen uithalen, vooral ook overacteren in hilarische ‘seksscènes’. Hedendaagse operazangers moeten van alle markten thuis zijn en vooral geen angst hebben voor enige ruwheid en lichamelijk contact. DNOA besteedt daar duidelijk veel aandacht aan zodat er complete artiesten worden afgeleverd. Naar aanleiding van hun Zauberflöte vorig seizoen merkte ik al op dat een goede beheersing van verschillende spreektalen, in dat geval Duits, zorgvuldig werd ingeslepen. De studenten moeten letterlijk met vallen en opstaan kunnen zingen en accentloos spreken, daar is de opleiding op gericht en in mijn beleving slaagt DNOA daar prima in.
L’iIsola disabitata
Na de pauze een complete kameropera van Haydn: L’isola disabitata uit 1779, waarin vier solisten werden begeleid door het Orkest van de Achttiende Eeuw onder leiding van Kenneth Montgomery.
Constanza, een doorleefde rol van mezzo Maria Warenberg, is in haar beleving op een onbewoond eiland achtergelaten door haar echtgenoot Gernando. Het jonge stel had ook Constanza’s babyzusje Silvia bij zich en die twee hebben al dertien jaar samen weten te overleven. Als Silvia haar verwijt altijd droevig te zijn terwijl ze daar toch maar fijn een compleet eiland voor zichzelf hebben, zingt Constanza dat ze haar hele vroegere leven heeft verloren en als je dan niet mag huilen wanneer dan wel? Warenberg maakte er een prachtige scène van en ik leefde geheel met haar mee. De verbitterde Constanza heeft Silvia van alles verteld over de spannende mooie wereld waarin ze vroeger leefde, maar tevens wijsgemaakt dat mannen thuishoren in het afvalputje van de mensheid.
Een niet zo onbewoond eiland
Silvia is nu vijftien jaar en heeft nog nooit zo’n monster gezien zodat ze wel erg moet wennen aan de eerste de beste man die ze tegenkomt. Dat is Enrico, de vriend van Gernando die niet zomaar met schip en al was gevlucht, maar gewoon door piraten was ontvoerd en in slavernij geraakt. Samen hebben die twee eindelijk weten te ontsnappen en Gernando heeft zowaar dat eiland weten terug te vinden waar hij zijn vrouw hoopt aan te treffen.
De nieuwsgierige Silvia loopt letterlijk achter Enrico aan te snuffelen en er ontwikkelt zich een heel aparte relatie tussen petite Sharon Tadmor en grand Fabian Homburg. Dit duo sopraan en bas-bariton deed me onwillekeurig aan Zerlina en Don Giovanni denken. Tadmor is een uitstekende lichte sopraan die hier al haar kwaliteiten ten toon kon spreiden. Acterend was ze een rondstuiterende opgewonden tiener die voor het eerst een ander mens zag, en dan nog zo’n enge man. Homburg wist goed raad met zijn personage van goedwillende lobbes, mooi timbre heeft die man. Uiteraard komt het wel goed tussen die twee. En tussen Gernando en Constanza natuurlijk ook.
Omdat Constanza al vast haar eigen grafsteen heeft gebeiteld waarin ze Gernando min of meer vervloekt, concludeert deze dat zijn vrouw dood is. Rondhupsend met een gebroken been heeft tenor Hugo Kampschreur het daar natuurlijk erg moeilijk mee en dat dat weet hij heel fraai in zang om te zetten. Tegen het einde werd het een vrolijke boel waarin de regie weer veel fysieke capriolen had weten te verwerken, en waarmee het zangers kwartet zeer goed raad wist.
Orkest
Het Orkest van de Achttiende Eeuw zorgde zoals gezegd voor de begeleiding en deed dat wonderschoon. Montgomery gaf zijn zangers alle ruimte door het volume klein te houden zonder dat de muzikale details verloren gingen. Ook de twee hoorns mengden zich volledig in het totale klankbeeld, kwamen nergens boven de rest van het orkest uit.
De twee stukken die zijn gesitueerd op een eiland werden gespeeld op een rond vlak in het midden van de zaal. Het publiek zat aan weerskanten, het orkest aan de zijkant. Voor Arianna een matrasje en voor Constanza en Silvia een ‘zandbak’ met een paar stenen.
Voor de negen scènes van Kreneks opera werden steeds wisselende rekwisieten aangedragen waardoor effectief de suggestie van een locatie wisseling werd gewekt: een toiletpot voor thuis en een lantaarnpaal voor buiten, van die dingen. Rondom de zaal bevindt zich een brede balustrade op halve hoogte en daar werd zeer creatief gebruik van gemaakt.
Toen Edwin op de rand ging staan ‘om van de brug te springen’ hield ik even mijn hart vast maar gelukkig bleek hij bijtijds gezekerd, snel en onopvallend gedaan. Het decor kwam voor rekening van regisseur Michiel Dijkema. De kostuums waren van Mattijs van Berger en de belichting werd verzorgd door Jasper Nijholt.
De hier beschreven cast zal ook te zien op zaterdag 21 januari. De voorstellingen op donderdag en zondag worden gespeeld door een andere cast.
Er volgen dit seizoen nog twee producties waarin de studenten zich aan het publiek kunnen presenteren: Rossini’s La scala di seta in april tijdens het Bredeweg Festival in Amsterdam en een grotere productie van Mozarts La finta giardiniera, in de laatste week van juni. Iets om naar uit te kijken.
*Znagers in de persfoto’s zijn de alternerende castleden met de zangers op de premiere op 18 januari
Verder lezen, kijken en luisteren
Bekijk hier de trailer van de voorstelling
Zoals hij zelf als schreef, bezocht Peter Franken eerder in 2022 zowel Die Zauberlföte als Un marie a la porte van DNOA.
Enkele grote mezzo’s namen Arianna a Naxos op, zoals Cecilia Bartoli maar ook Anne Sofie von Otter met op de forte piano Melvin Tan.