Giustino:Vivaldi magiër Marcon in topvorm
Ere wie ere toekomt. Als korte termijn-invaller was Shira Patchornik reddende engel bij Il Giustino in de NTR ZaterdagMatinee. Al gooide een lastig krukje bij haar opkomst alsnog bijna roet in het kostelijke Vivaldi-eten. Na een Utrechtse Händel vorig jaar, toen ook inspringend, lijkt de frisse jonge Israëlische sopraan in dramatische expressie gegroeid. Hoewel keizerin Arianna’s grote slotaria tot akte 1 toch iets miste van de allure en draagkracht die befaamd castraat Giacinto Fontana ongetwijfeld ooit bood.
Net als Leonardo Vinci’s Artaserse (in 2014 bij de Matinee) kende Il Giustino vanwege kerkvoorschriften destijds in Rome immers een geheel mannelijke cast. Voor navolging hiervan, zoals bij Vinci, koos men 4 februari niet. Toch stapten maar liefst vier countertenoren in castraatschoenen, naast sopranen in drie vrouwenrollen. De vergelijking boeit omdat Vivaldi in zijn opera’s steeds een pad zocht tussen trouw aan de eigen principes en de galante nieuwe Napolitaanse mode, waarvan Vinci exponent was.
Giustino (1724) valt middenin de roerige theatercarrière van de Rode Priester, die ondanks zijn forse stempel op het genre nooit tot de eredivisie van operacomponisten behoorde. Het werk leverde ons diverse hedendaagse recitalfavorieten, de aria Vedrò con mio diletto voorop, en kreeg recent nog een boost van René Jacobs. De Belg liet zich ooit minder vleiend uit over deze componist maar koos Il Giustino voor de eerste Vivaldi-productie ooit in de Berlijnse Staatsoper Unter den Linden.
Fonkelend vuurwerk
Andrea Marcon staat juist in de spits van voorvechters en verwende de royaal toegestroomde gasten in het Concertgebouw met alle vitaliteit en ritmisch vernuft in deze noten. La Cetra Barockorchester Basel, de Nederlandse Eva Saladin in concertmeesterrol, fonkelde als vuurwerk, al bleef ruimte voor ‘tranquillo’-sferen. Bijvoorbeeld een hypnotiserende aria zonder basso continuo, met Patchornik heel fraai als de onheil voorvoelende Arianna bij opnieuw een rappe lotswisseling in de byzantijnse intrige.
De inhoud
Constantinopel, iets na 500. Fortuna belooft landbouwer Giustino een troon. Door de mooie Leocasta te redden komt hij aan het hof van haar broer, keizer Anastasio, waarna hij ook keizerin Arianna uit de handen van de tiran Vitaliano bevrijdt. Diens als vrouw vermomde broer Andronico belaagt Leocasta maar de ware schoft is kruiperige generaal Amanzio. Giustino blijkt óók Vitaliano’s broer, dus toch van edel bloed, en ontmaskert Amanzio. Anastasio schenkt hem Leocasta’s hand en maakt hem co-keizer.
In de titelrol daalde Carlo Vistoli prachtig a cappella zingend de trap af. Een heerlijke counterstem heeft de Italiaan, vervuld van emotie met een stoer vibrato. Plus uiteraard virtuositeit, van uiterst subtiel in zijn sluimeraria via effectieve zuchten in een curieus levendige treurzang, tot krachtige opwaartse sprongen in Su l’altar di questo Nume. Deze aria deed mij persoonlijk denken aan een steigerende volbloed hengst, wat navrant zou zijn bij de gecastreerde oorspronkelijke alt-zanger.
Meer counters
De counters Valer Sabadus (Anastasio) en Kangmin Justin Kim (Amanzio) vertolkten sopraancastraat-rollen, dus verschilden voldoende in klank van Vistoli, maar ook van elkaar. Eigenlijk perfecte casting; Sabadus’ weemoedige zoete tonen voor de weifelende keizer en Kims opgetogen, soms extravagante coloraturen voor Amanzio. De Koreaans-Amerikaanse countertenor was niet 100% loepzuiver, vooral in wedijver met briljante hoorns, maar ‘valsheid’ zat ‘m vooral in zijn vocale portret van de verrader.
Sabadus bracht op Anastasio’s zeldzame bitse momenten zijn frêle geluid toch sterk over de bühne, maar toonde zijn top in een sterk legato getint Vedrò, met even mild-vloeiende begeleiding. Ook zijn ‘regendruppel’-aria Sento in seno was een juweel, naar Vivaldi’s recept dat de stem vrij baan geeft boven een feitelijk tot groot continuo gereduceerd orkest. Echter met zulke markante patronen en instrumentatie dat het resultaat de soms gemakzuchtige lyriek van de Napolitanen ruim overstijgt.
Een recitatief-expert was hij ook en gelukkig bleven Arianna’s pakkende scènes met Vitaliano intact, inclusief geluidseffecten. Tenor Emiliano Gonzalez Toro kwam steeds meer op dreef, profiterend van Marcons zanggerichte directie. Die dreef de solisten tot uitersten maar gaf ook gewillig de teugels uit handen voor hun inventieve cadensen. Gonzalez Toro had concurrentie want meer dan als de vrijwel geschrapte Andronico overtuigde de multi-taskende counter Alessandro Giangrande in een tenoraria.
Kleurenrijkdom
Marie Lys had ook Arianna kunnen zingen, met haar stevig ondersteunde sopraan en soepele, af en toe felle hoogte. Leocasta’s technisch veeleisende aria’s deed ze recht met toch afdoende sentiment, al miste ze net het frivole voor Sventurata navicella, een favoriet van Cecilia Bartoli. De theorbe werd hier tot gitaar en buitte, net als elders een swingende fagot, Vivaldi’s kleurenrijkdom optimaal uit.
Maar de zegepalm verdient het psalterium. Terwijl sopraan Martina Licari, eerst een prima Fortuna, en bas Alexander de Jong lang moesten wachten op hun partij in het relatief forse slotkoor, tinkelde Franziska Fleischanderl al voor de pauze lustig mee op een verwant instrument (een hakkebord?). Volkomen harmoniërend met de prachtstem van Carlo Vistoli maakte haar psalter, een instrument rijk aan prikkelende oosters-bijbelse associaties, de aria Ho nel petto tot waarlijk hemels hoogtepunt.
Verder luisteren, lezen en kijken
Shira Patchornik zingt ‘Se pietà de me non senti’ uit Giulio Cesare van Georg Friedrich Händel
Omdat Martin Toet Cecilia Bartoli noemde in zijn recensie, wil ik u de komische imitatie door Kangmin Justin Kim (alias Kimchilia Bartoli) van haar beroemde Vivaldi aria ‘Agitata da due venti’ niet onthouden.