Canellakis geeft Vosje fraai nieuw leven
Bijzonder dat de hoogzwangere Karina Cannelakis 1 april in de NTR ZaterdagMatinee een werk leidde over de onstuitbare, zich altijd vernieuwende kracht van de natuur. Als vrouw en moeder bezit zij een kijk op Het Sluwe Vosje die Leoš Janáček zelf en het gros van eerdere dirigenten misten. Káťa Kabanová, in 2022 op Canellakis’ lessenaar, en Věc Makropulos (2024) gaan uiteraard ook over vrouwen, van het rijpe en tragische type. Maar over het Vosje scheef de componist ‘ik werk nu aan een meisjesroman’.
Sally Matthews, volgend jaar de letterlijk eeuwenoude cynische hoofdfiguur in Makropulos, viel deze middag lastminute in als het even onwaarschijnlijke personage van levendig Vosje Spitsoor (correcter vertaald). Naast sluw toont ze zich brutaal, vindingrijk, passioneel, vruchtbaar en bloeddorstig. En aan niemand verantwoording schuldig, wat geldt voor de hele opera.
Label
Terecht dropte Janáček ‘fabel’ uit de titel van zijn eigen libretto naar een roman afgeleid van een stripverhaal. Een moraal beoogde hij niet.
Jeugdopera past evenmin als label, wegens de filosofische inslag en voor een sprookje ontbreekt het aan tovenarij. Zelfs vocaal-symfonische natuurschets voldoet niet geheel, aangezien de originele klankwereld zelden refereert aan concrete woudgeluiden. Maar magisch zijn de noten zeker en Canellakis liet haar Radio Filharmonisch Orkest volop schitteren. Knap vermeed ze elke gedachte aan ‘mechanische’ starheid in de typerende ostinato-patronen, ten gunste van een organisch aanvoelende vrijdom in tempokeuzes.
Dieren en mensen
De 100 jaar oude opera wisselt steeds tussen dier- en menswereld, beginnend en eindigend met de Boswachter tussen kinderstemmen als dieren. Bariton Roland Wood, in erg overtuigend Tsjechisch, is van het type ruwe bolster-blanke pit en zijn brute graai naar het jonge vosje zette de toon op scherp. Overigens verdienen alle zangertjes van Nationaal Kinder- Jongenskoor de hoogste lof voor hun lef, maar graag noem ik speciaal Jelle Wolfert als geweldige Sprinkhaan in deze eerste scène.
Solisten
Sopraan Sally Matthews, met roodbruine omslagdoek, wekte als volgroeid Vosje bij mij enige twijfel. Janáčeks vocale schrijfwijze toont een zekere gespannenheid, iets wat Matthews’ timbre van nature heeft en wat haar in principe geknipt maakt voor diens dramatische heldinnen. Maar het Vosje moet ook lichtvoetig zijn (een term die zelfs in de oer-titel zat). Wat weemoedig dacht ik aan de inderdaad ‘meisjesachtig’ frisse vertolking door Rosemary Joshua, nu overigens aanwezig in het Concertgebouw.
Aan vuur ontbrak het Matthews zeker niet in haar listige slachtpartij onder de kippen en vlucht van de boerderij, in deze uitvoering een met maximale bonte kleuren ingevuld pandemonium.
De harteloze Boswachtersvrouw van Iris van Wijnen, de eerder bevlogen dan hitsige Hond van Esther Kuiper en de schril-bazige Haan van Aylin Sezer hielden de vaderlandse eer hoog. Jeannette van Schaik viel vooral op als Waardin in de slotakte, in noten vervuld van de grauwheid die Janáček aan alle mensfiguren gaf. Dit uitte zich in het futloos gezongen kroeglied van de Boswachter en in de door karaktertenor James Kryshak geestig vertolkte kansloos verliefde Schoolmeester. James Platt, als pompeuze Das door het Vosje verjaagd, was in gitzwarte bastonen de diep-melancholische Pastoor. Dit was al een dubbelrol in 1924, maar Janáček benadrukt eerder de kloof dan de band tussen mens en natuur. Weliswaar ziet het publiek de complexiteit van het dierenleven, voor de mensen in het stuk zijn het slechts beesten…
Aardschokken
Met ruggen naar de zaal, maar de blik op dirigent Martina Batič, leidde een als altijd uitstekend Groot Omroepkoor neuriënd het verrukkelijke hofmakerij-tableau in. Vos Goudstreepje was de masculiene elegantie zelve, dankzij Jana Kurucová die haar gloedvolle mezzo soepel over het orkest drapeerde. Een ontdekking! Ook Matthews kwam hier op dreef, zowel in haar plotse vrees voor volwassenheid als in de aandoenlijke vraag ‘ben ik dan echt zo mooi?’, niet toevallig de meest ‘menselijke’ aspecten.
Karina Canellakis beheerste de complexe ritmiek van deze partituur steeds tot op microniveau maar bij de huwelijksceremonie liet ze de Grote Zaal trillen op aardschokken á la Stravinsky, waarbij een kind in mijn buurt enthousiast met haar vuistjes hamerde. Zeker concertant is het werk niet echt voor kleintjes geschikt, maar van de talrijke met maskers uitgedoste vossenwelpjes genoot dit meisje vast.
Vrij van effectbejag
Bariton Markus Eiche gaf stroper Harašta iets te veel noblesse, al is hij geen schurk. Het doodschieten van het Vosje, Janáčeks radicale draai aan het plot, is geen tragedie en in Canellakis’ handen had het naspel wel emotioneel gewicht, echter vrij van enig effectbejag. Met hoeveel branie de fluiten elders ook kwetterden of de stokken op de snaren tikten, verstilling doet dit Radio Filharmonisch even sterk.
In zijn vrede met eindigheid en lofzang op de eeuwige lente treedt de Boswachter tot slot buiten zijn alledaagse zelf. Dit moderne ‘meta-aspect’ had Janáček al geduid via Goudstreepje’s tekst ‘ze zullen opera’s over ons schrijven!’ Roland Wood had zijn ruwe bolster nog wijder kunnen openen voor de blanke pit van vervoering, maar deze prachtnoten met de vier hoorns in volle glorie misten hun effect niet. De slotscène klonk op Janáčeks uitvaart, voor een geboortefeest is het evenmin te versmaden.
Verder lezen, luisteren en kijken
De gehele opera is terug te beluisteren op NPO Radio 4
Franz Straatman veschreef de uitvoering Kat’a Kabanová in de ZaterdagMatinee
Sally Matthews in een scene uit Leoš Janáčeks Jenufa in de Brusselse Munt Opera.