Memorabele Crocodile Bar
Festival Oude Muziek Utrecht brengt dit jaar de thema’s van heropleving en hergebruik, traditie en vernieuwing onder de aandacht. De muzikale vertaling van de begrippen ‘recyclen’, ‘restaureren’, ‘renaissance’ en ‘revival’ zorgt voor spannende concerten met vaak verrassende historische en muzikale verbanden tussen de muziek van de middeleeuwen, renaissance, barok en de voorbije eeuw.
Achter de schermen van The Crocodile Bar
Een van de concerten waarin talloze tradities bij elkaar komen – en met elkaar verstrengeld raken – is The Crocodile Bar van Ārt House 17 onder leiding van Michael Hell. Vorig jaar nodigden de musici het festivalpubliek uit naar het Potsdamse paleis Sanssouci van Frederik de Grote, deze keer stonden de deuren van het Variététheater Schall und Rauch open in een serie volledig uitverkochte voorstellingen in de Paardenkathedraal.
Het affiche belooft exotische prinsessen, ridders en goochelaars die ‘de geheimen van de antieke Egypte openbaren’. Dat alles staat zeker op het programma, samen met “verbluffende” goocheltrucs en zelfs een kwispelende (mechanische natuurlijk!) krokodil die zich in rap tempo op het toneel verplaatst. Maar de Egyptische entourage is slechts toneelspel. Buiten het podium is het namelijk het jaar 1935 en de vervolging van joodse kunstenaars is al in volle gang. Terwijl het publiek hartelijk om vrolijke nummers en goocheltrucs lacht, hangt er in de kledingkamer een bedrukte stemming. Daar liggen de kranten en posters met het laatste nieuws over het sluiten van cabarets en het wettelijke verbod van homoseksualiteit.
Aanvankelijk lijken de problemen die in de kleedkamer besproken worden, ver weg van het verlichte podium, want de show moet gewoon doorgaan. Dezelfde acteurs die met ontsteltenis en wanhoop de krant lezen, zetten een brede glimlach op onderweg naar hun optreden. Iedereen doet zijn best om het toneel en de realiteit van elkaar te scheiden. Lang kan men dat echter niet volhouden, de gebeurtenissen in ‘het echte leven’ zijn te ingrijpend om ze nog verder te negeren. Het Variététheater wordt gesloten, de zangers en toneelspelers moeten hun koffers pakken en het licht gaat uit voor de show en daarmee ook voor alle artiesten. Binnen een uur wordt het publiek ooggetuige van de meest dramatische veranderingen die deze aanvankelijk luchtige en vermakelijke voorstelling van een onverwacht diepere betekenis voorzien en veel emoties losmaken.
Opera-aria’s en Duitse Schlagers
De ommekeer is als eerste in de muziek te horen, want uitbundige en virtuoze aria’s van Händel, Mozart en Graut maken plaats voor lyrische Duitse schlagers uit de films en de liederen uit het repertoire van Marlene Dietrich. Na de speels klinkende Canon van Johann Pachelbel die een perfecte begeleiding voor een exotische dans van de verleidelijke acrobate vormt, komt het weemoedige Largo uit Sonate in c BWV 1017 van Johann Sebastian Bach. De keuze van de muziekstukken (die nogal verschillen van het vooraf aangekondigde repertoire in het Festivalboek) is zeer doordacht en verre van toevallig. Het merendeel van de liederen en instrumentale stukken zijn namelijk van de componisten en tekstschrijvers die in de jaren dertig te maken kregen met de Nazi-vervolging. Fritz Lohner-Beda werd vermoord in Auschwitz, terwijl Werner Richard Heymann, Misha Spoliansky, Kurt Weill en Friedrich Hollaender Duitsland moesten ontvluchten. Het aanstekelijke refrein van het lied “In der Bar zum Krokodil” (1927) van WillyEngel-Berger en Fritz Lohner-Beda maakte ooit de Duitse zanggroep de Comedian Harmonists in één klap beroemd. Ook ‘Irgendwo auf der Welt’ (Ergens in de wereld is een beetje geluk) van Werner Richard Heymann uit de film Ein blonder Traum (1932) stond op het repertoire van deze zangers, totdat de groep verbod op optredens kreeg. Het werd gezongen in de finale, door musici die met ingepakte koffers in hun eigen kleding op het podium staan, als een eigen lied dat nu eens niet meer over Bijbelse en mythologische strijd van operahelden gaat, maar over het leven van deze musici.
Er zijn ook liederen op het programma waarmee meteen een statement wordt gemaakt, zoals ‘Die Moritat’ uit Die Dreigroschenoper (1928) van Kurt Weill. Hier geeft Makkie Messer zijn ironisch commentaar op de gang van zaken in de wereld en de gevolgen daarvan. De improvisatie op ‘Das lila Lied’ van Mischa Spoliansky en Kurt Schwabach herinnert het publiek aan dat dit lied in de jaren 1920’ als een onofficiële hymne van de homoseksuele gemeenschap te boek stond.
Knipoogje met ironie en grote gebaren
Ārt 17 beschikt over drie uitstekende solisten die naast zangers ook voortreffelijke acteurs zijn. De lyrische tenor Julian Habermann heeft een warme en transparante stem, die hem in staat stelt om zowel Mozart als Schagers uit de jaren dertig te zingen. De donkere en heldere stem van mezzosopraan Iris Vermillion won steeds aan expressie in temperamentvolle en vol felle uitbarstingen aria ‘Voglio strage e sangue voglio’ (I want revenge) uit Cesare e Cleopatra van Carl Heinrich Graun .Opmerkelijk is dat Vermillion ooit de rol van Cesare zong in de enige opname van Grauns opera met Concerto Köln o.l.v. René Jacobs in 1995. Net zo overtuigend was de zangeres in het lied ‘Ich weiss nicht, zu wem ich gehöre’ van Friedrich Hollaender uit de film Stürme der Leidenschaft (1932). Ze gaf een geheel eigen interpretatie van deze klassieker uit het repertoire van Marlene Dietrich, met de muzikaal interessante begeleiding van Michael Hell op klavecimbel (die de klank van een ontstemde piano in een rokerig café perfect weergaf).
Net zo uitgesproken was de bijdrage van de bariton Dietrich Henschel. Hij heeft een krachtige stem, die naar believen feller, agressiever, rijker en droger kan klinken. Hij is ook degene die in deze voorstelling ernstige en komische elementen graag vermengt en niet bang is van een parodie en de overdreven theatrale gebaren.
Grote gebaren en vaak overdreven ironiserende wijze van de uitvoering leidden tot menig hilarische momenten. Bij de opera-aria’s van Georg Friedrich Händel (denkt men niet meteen aan komische effecten, maar in The Crocodile Bar werd heroïsche pathos steevast van een ironisch knipoogje voorzien. Zo probeerde Henschel iedereen in zijn buurt (inclusief een dame uit het publiek) met de aria van Altomare ‘Fra l’ombre en gl’orrori’ uit Sosarme (1732) te ‘hypnotiseren’. Tijdens de uitvoering van Jupiters aria ‘Where’er you walk’ uit Semele (1744) ‘liepen’ de goochelaar van Adrian Schvarzstein (die tevens samen met Thomas Hoft de regie op zich nam) en de acrobate van Evilyn Frantic op ‘scherpe’ zwaarden alsof deze traptreden waren.
De heroïsche aria ‘Sorge infausta’ (Rough tempests arise) van de tovenaar Zoroastro uit Orlando (1733) klinkt net op het moment wanneer de zwaarden uit de kist met de acrobate worden getrokken. Doorboord werd ze al iets eerder, bij de aria van Pedrillo ‘Im fremde Land gefangen war’ uit de opera Die Entfuhrung aus dem Serail (1782) van Wolfgang Amadeus Mozart. Lyrisch zang van Julian Halbermann en pizzicato begeleiding van de strijkers vormen een komisch contrast met de uitgevoerde goocheltrucs.
De zangnummers en instrumentale muziek wisselen elkaar in vlot tempo af, met korte orkestrale intermezzo’s (vaak met de accordeonist Ivan Trenev) die de sfeer van variété, circus, Berlijnse cabaret en zelfs Parijse cafés oproepen. Het gehele programma van The Crocodile Bar bestaat uit een verwonderlijke maar uitzonderlijk goed bij elkaar passende stijlmix van originele, en door Michael Hell gearrangeerde muziek. Het Duitse gezelschap is heel duidelijk in zijn streven naar een samenhang van het muzikale betoog, waarbij alles met elkaar in verband staat en het ene logisch uit het andere volgt of voortvloeit. Daarmee wordt de inhoudelijke diepte bereikt die de voorstelling naar nog grotere hoogte brengt en hem tot een van de meest onverwachte en memorabele van deze festivaleditie maakt.
Verder lezen, luisteren en kijken
Ārt House 17 bracht in 2022 de voorstelling Sanssoucie in het festival.
Korte video trailer van Sanssouci