Lichtvoetige Figaro met zware stem
Met prima acteerwerk en een zo nu en dan geestige regie voorzag de Roemeense Nationale Opera gisteren (21/4) De Barbier van Sevilla van de juiste lichtvoetigheid. De zang miste echter eenzelfde Rossiniaanse geraffineerdheid, en zette zo de rem op de vaart van het verhaal.
Eigenlijk waren de stemmen van de solisten van de Roemeense Nationale Opera Timisoara – dat met Rossini’s meesterwerk door Nederland en België toert – heel goed. Stuk voor stuk hadden ze een fors volume, tot aan het orentuiten toe, en stuk voor stuk bezaten ze aangename, afwisselende klankkleuren.
Jammer genoeg bleken die fraaie kelen te verstijfd om de finesses van Rossini’s buffawerk overtuigend te kunnen presenteren. Als Rossini er een versnellinkje bovenop gooide, en het orkest daar graag aan meedeed, moesten de zangers aan de noodrem trekken.
De passages in rap Italiaans en de vliegensvlugge vocale capriolen kregen hierdoor niet het effect dat ze hadden kunnen krijgen. Ze waren te loom en te zwaar aangezet; eerder Verdi dan Rossini. Treffend voorbeeld waren de snelle, krachtige finales van diverse scènes. Doordat de zangers de snelheid van de muziek amper konden bijbenen, vielen ze helemaal weg in het orkest.
Maar op zichzelf genomen was de zang van prima niveau. Zo liet Diana Ducur als Rosina heel aardige uitspattingen horen. Dat zal ook wel de verklaring zijn voor het enthousiaste publiek.
Het Roemeense orkest miste hier en daar ook het verfijnde geluid en had wat sneller gedirigeerd mogen worden door David Crescenzi (al zullen de capaciteiten van de zangers wel de reden van zijn tempo zijn geweest). Verder begeleidde het echter prima. Op het feit na dat de recitatieven door de dirigent met een Yamaha-keyboardje vanaf zijn bok werden begeleid. Een aanfluiting. Er zijn wel charmantere manieren te verzinnen om de afwezigheid van een clavecimbel te ondervangen.
Heel wat beter kwam de lichtvoetigheid van het verhaal tot uitdrukking in het acteerspel. Dat was het sterkste punt van de hele uitvoering. Graaf Almaviva (Calin Bratescu), die de knappe Rosina probeert te versieren, en de duizendpotige barbier Figaro (de energieke Geani Brad) vormden een uitstekend duo. Figaro als de altijd vrolijke en handige menner van de gang van zaken, Almaviva als de smoorverliefde graaf.
Calin Bratescu’s vermommingsscènes waren uiterst amusant. Eerst zette hij prachtig de dronken soldaat neer, daarna onverbeterlijk de muziekleraar Don Alfonso: een slecht articulerende, stuntelige, fanatiek clavecimbel spelende vent. Verreweg het meest lachwekkende moment van de voorstelling.
Ook de anderen maakten hun rol sprekend, met als hoogtepunt het begin van de tweede akte, waarin het spel het meeste dynamiek kende. Dat lag ook aan de regie van Mario de Carlo. Hij probeerde de traditionele aankleding extra fleur te geven door allerlei grappen of grappige details. Sommigen flauw, anderen zeer geslaagd. En van die tweede categorie viel het merendeel in de tweede akte.
In hun spel wisten de hoofdrolspelers dus wel de lichtvoetige toon te vinden. In hun zang bleef dat wat achterwege. Maar gezien het plezier dat het publiek desondanks aan die mix beleefde, leverde de Roemeense Nationale Opera een verdienstelijke opvoering.
De Barbier van Sevilla is nog vijf keer te zien, waarvan drie keer in Nederland (Stadskanaal, Lelystad en Amstelveen) en twee keer in België. Zie voor details de agenda.