Loy, Viotti en NedPho maken Lohengrin.
Hoewel het al weer negen jaar geleden is dat Lohengrin voor het laatst bij De Nationale Opera op het programma stond, was tijdens de première van de nieuwe productie van Christof Loy onder leiding van Lorenzo Viotti duidelijk te merken dat het Nederlands Philharmonisch de partituur nog goed in de vingers had. Hartmut Haenchen heeft als grondlegger gezorgd voor een flinke Wagner component in het DNA van dit orkest en Marc Albrecht heeft daar met zijn Lohengrin dirigaat een specifieke uitwerking aan gegeven. Lorenzo Viotti had zich geen beter orkest kunnen wensen voor zijn Wagner debuut.
Hij moest het wel zelf waarmaken natuurlijk en dat is hem uitstekend gelukt. Het voorspel met die ijle bijna etherische klanken die worden voortgebracht door de meervoudig opgedeelde strijkerssectie is altijd even afwachten, zet als het ware de toon voor wat je kan verwachten. Toen dat goed gelukt was kon ik rustig achterover leunen. Viotti wisselde verstilde momenten af met aanzwellende wagneriaanse bombast waarbij het geluid in golven uit de orkestbak stroomde en de zaal overspoelde. Precies zoals het een goede uitvoering van Lohengrin betaamt. Tijdens de intieme passages wist vooral de individuele inbreng van de houtblazers veel indruk op mij te maken terwijl het koper onbekommerd mocht schallen als het er wat massaler aan toe ging op het toneel. Voeg daarbij de indrukwekkende vocale aanwezigheid van het koor en het muzikale plaatje is compleet.
Christof Loy is een regisseur wiens werk wordt gekenmerkt door periodes waarin hij een bepaalde aanpak loslaat op de meest uiteenlopende werken. Zijn Arabella indertijd stamde nog uit zijn ‘witte dozen’ periode. Daarna kwam er een ballet periode, denk aan zijn Tannhäuser en nog nadrukkelijker zijn Rusalka met de nimf als geblesseerde ballerina. In deze Lohengrin keert Loy terug naar een sobere aanpak waarin het libretto op een paar details na getrouw wordt gevolgd. Die soberheid vinden we vooral in het eenheidsdecor van Philipp Fürhofer dat oogt als een leeggehaalde verlaten fabriekshal. Op het half doorschijnende voordoek worden tijdens het voorspel de leden van het koor geprojecteerd. Eenzelfde achterdoek wordt tijdens Lohengrins aankomst in het licht gezet waardoor een gestileerd woud zichtbaar wordt. Het volk staat naar de zaal te zingen en uit het niets staat daar ineens de titelheld op het toneel, zonder zwaan.
Later wordt die zwaan overigens op inventieve wijze alsnog gepresenteerd doordat aan weerszijden van Lohengrin zich een tiental figuranten zodanig in een gesloten rij opstelt dat de illusie van twee vleugels wordt gewekt, met de man zelf als de romp en de kop. Hetzelfde beeld komt tegen het einde nog eens terug, als teken dat graalridder vertrekt. Lohengrin maakt integraal deel uit van die zwaan maar als hij Gottfried heeft terug getoverd is er feitelijk geen zwaan meer aanwezig. Loy lost dit op door Lohengrin voor dood op het toneel te laten liggen met Elsa treurend half over hem heen. Hij kiest ervoor het verhaal te vertellen als een sprookje en daarin mogen mensen dood gaan zolang er maar weer gelijk eentje tot leven komt, zoiets. Lohengrin en zijn zwaan vormen een eenheid en samen vormen ze een illusie. Die man is daar nooit geweest in Brabant, we hebben het ons slechts verbeeld.
De kostumering van Barbara Drosihn doet volledig recht aan wat we van een Loy productie kunnen verwachten. Mannen zoveel mogelijk in kostuum en vrouwen in haute couture jurken. Natuurlijk beperkt dit zich tot de edelen, het volk loopt er wat minder chic bij, maar nog steeds zeer goed verzorgd. Opvallend is hoe Elsa wordt getoond bij haar opkomst: Holly go Lightly in lichtgekleurde regenjas, shawl over het hoofd en zonnebril. Als ze hoort dat haar held nadert trekt ze die jas snel uit zodat ze zich aan hem kan vertonen in een zwart cocktailjurkje. Onderwijl zoekt ze fysiek bescherming bij Koning Heinrich en zijn Heerrufer. Geen onschuldig jong meisje, maar een vrouw die van wanten weet.
Geen onschuldige Elsa
Toeval of niet, dat komt goed uit bij de casting van Malin Byström als Elsa. Aan haar uiterlijke verschijning ligt het niet, van een afstandje kan ze makkelijk doorgaan voor een jonge meid. Maar in haar stem hoor ik een wat harde rand die eerder past bij vrouwen die al een ‘echt’ leven achter de rug hebben. Byströms ‘Einsam in trüben Tagen’ klonk me niet onschuldig en verward genoeg en deed niet echt recht aan de vraag ‘Ist sie entrückt’? Zodra de regie haar als het ware wat meer los kon koppelen van de tekst werkte die volwassen stem in haar voordeel. Ze is een prachtige zangeres en sowieso een genot om naar te luisteren, zo ook tijdens deze première.
In de tweede akte draagt Elsa een sexy rood jurkje en haar lichaamstaal verraadt de opwinding die ze voelt bij de gedachte aan haar eerste huwelijksnacht. Misschien dan wel niet zo jong en pril, wel degelijk naïef en makkelijk te beïnvloeden. De tweespraak met Ortrud biedt gelijkwaardigheid qua zang, maar psychologisch is Elsa veruit de mindere.
Vileine Ortrud
Martina Serafin was acterend geweldig op dreef als de vileine Ortrud die niets moet hebben van al die christelijke kwezels en zint op wraak voor zichzelf en haar terzijde geschoven goden. Zolang ze van doen had met een directe tegenspeler, eerst Telramund en daarna Elsa, was haar zang goed verzorgd, krachtig en scherp, maar binnen de perken. In haar solopassages had ze veel moeite met de hoogte en werd het te vaak schel en onzuiver.
Telramund werd vertolkt door Thomas Johannes Mayer, we kennen hem nog als Wotan in de Ring van Audi. Op het gebied van stemkwaliteit heeft hij sindsdien wel wat moeten inleveren maar door zich vol in zijn rol te werpen kan Mayer veel compenseren. In de eerste akte was hij naar mijn smaak wel erg geagiteerd bezig, zozeer dat hij zichzelf stimmlich voorbijliep en dan overging in Sprechgesang. In de tweede akte bleef hij in vergelijking vrij rustig en klonk zijn voordracht bijna als vanouds. Over het geheel genomen was ik erg over Mayers Telramund te spreken. Anthony Robin Schneider en Björn Bürger gaven degelijke vertolkingen van respectievelijk Heinrich der Vogler en Heerrufer des Königs.
Teleurstellende titelrol
En dat brengt me bij de titelrol. Daniel Behle bleek zeer wel in staat alle noten in zijn partij goed te zingen, maar zijn voordracht stelde me een beetje teleur. Ik hoorde te vaak afgemeten zinnen in plaats van vloeiende zanglijnen, zelf op het houterige af. Dat kenmerkte overigens ook zijn wijze van acteren. Misschien dat Behle geholpen zou zijn bij een iets hoger tempo, maar toen ik het thuis nog eens vergeleek met een aantal opnames van vroeger bleek Viotti op dit punt geheel in de pas te lopen. Komt bij dat Loys Lohengrin gewoon een man in een net pak is waarmee hij op het punt van uitstraling niet geholpen wordt, teveel iemand die uit een kantoor is geplukt voor een klus buiten de deur.
Koor
Zolang het koor het toneel bevolkt is er voortdurend beweging, uitstekend geregisseerd en uitgevoerd. Iets minder onderlinge interacties hadden wel gemogen, ze vormden een onrustige groep als ze niet hoefden te zingen. In de bedscène zonder huwelijksbed met alleen Elsa en Lohengrin oogde het grote toneel wel heel erg kaal. Ortrud had van Telramund tenminste nog een campingbedje gekregen. Een deel van de figuraties werd verzorgd door een tiental dansers die het publiek bezig mochten houden tijdens de orkestrale tussenspelen. De choreografie beperkte zich hoofdzakelijk tot heen en weer rennen en elkaar optillen maar het was aardig om te zien. In elk geval te prefereren boven turen naar een lege fabriekshal.
Alles overwegend was ik over de tweede akte het beste spreken, spannend, vol vaart, uitstekend gezongen en veel drama. Op zich komt dat niet onverwacht. De expositie in de eerste akte verloopt vrij traag en de afwikkeling in de derde eindigt toch wel een beetje in een anticlimax. Voor mij was dit de tiende enscenering die ik live in het theater zag en hij eindigt in de middenmoot. En daar is helemaal niets mis mee, van harte aanbevolen.
Verder lezen, luisteren en kijken
Lohengrin in 2013 besproken door Peter Franken