Die Zauberflöte een acrobatisch spektakel
De Nationale Opera speelde afgelopen 1 december de première van haar herneming van Simon McBurney’s productie van Die Zauberflöte.
Waar deze productie soms overloopt van de clichés (een Tamino in trainingspak en de drie dames in legerkleding; waar zien we het tegenwoordig niet?) introduceert regisseur Simon McBurney op andere plekken in het stuk een geheel nieuwe kijk op dit meesterwerk van Mozart. Een Koningin van de Nacht die slechts het beste met Tamino voor heeft, een Sarastro die getransformeerd wordt tot een slechtgezinde sekteleider en een instrument van lege flessen dat door Papageno met twee preien bespeeld wordt.
De productie is een zeer indrukwekkend geheel van knappe projecties, (letterlijk) denderende geluidseffecten van een foley artist (Ruth Sullivan), opkomsten uit de zaal en orkestbak en letterlijke interacties tussen orkestleden en zangers.
Dirigent Riccardo Minasi laat er geen gras over groeien; vanaf het openen van de deuren zit hij al op zijn plek op de bok en zonder enige voorbereiding in het publiek zet hij de ouverture in. Een verfrissende kijk op de gang van zaken; je wordt als publiek ineens even flink in het diepe gegooid.
Kijkend naar een ondiepe orkestbak, een foley station, een projectie station en een fysieke spelersgroep op het podium, introduceert De Nationale Opera ons tijdens de ouverture aan een reusachtige stellage met een aan vier kabels hangend podiumdeel. Dit podiumdeel blijkt later één van de enige decorstukken te zijn; het wordt de hele voorstelling lang op de meest spectaculaire manieren de lucht in getakeld en weer laten zakken. Vaak zelfs met zangers erop. Dit laatste zorgt af en toe voor spanning in de zaal; hoe kun je als zanger zo balanceren terwijl je zingt? Doet dat niet af aan de zang? Het antwoord op die laatste vraag is een overduidelijke ‘nee’. Stuk voor stuk waren de solisten prachtiger dan ooit tevoren.
Bravo
De indrukwekkende tessituren van bijvoorbeeld de Koningin van de Nacht maken haar aria’s op zichzelf al een waar spektakel, maar met de wow-factor waarmee Rainelle Krause de rol leven inblies, was een shockwave van kippenvel in het publiek onvermijdelijk. Ook bij Pamina (Ying Fang) was dit het geval. Waar ze de hele opera vocaal al erg sterk is, laat ze haar kunnen onverbiddelijk horen in haar tragische ‘Ach, ich fühl’s’. Zo breekbaar, zacht, soepel en loepzuiver is deze aria naar mijn mening nog maar zelden ten gehore gebracht. Regelmatig werd de zaal dan ook gevuld met applaus en bravo-geroep, wat niet meer is dan wat de solisten in deze productie (vocaal technisch gezien in elk geval) verdienen.
Zieke Sarastro?
Wat mij opviel was het ononderbroken hoesten van onze Sarastro, Christof Fischesser. Eerst twijfelde ik of dit misschien bij de regie hoorde, maar toen hij al even ongelukkig kijkend zijn applaus kwam halen als dat hij soms op het podium keek, leek het mij toch wel duidelijk dat hij ziek was. Ondanks dit doet hij niet onder voor zijn collega’s op het podium; zijn ‘O Isis und Osiris’ werd niet alleen ondersteund door het prachtige Nederlands Kamerorkest, maar ook door een doodse stilte in de zaal. De prachtig sterke dieptes die Fischesser betrad deden menig toehoorder even huiveren.
Trucjes
Het enige waar Simon McBurney mee moet uitkijken, zijn de trucjes die hij uithaalt. Deze productie is een enorm acrobatisch geheel met stunts (Tamino en Pamina die tijdens een van de beproevingen in de lucht zweefden) en leuke grapjes (Papageno die uit frustratie maar Nederlands gaat praten), maar het is wel oppassen geblazen dat het niet te veel wordt. Waar de eerste akte vooral verrassend en geestig is, dreigt het in de tweede akte op een gegeven moment eerder een opeenstapeling van ‘dit kan er ook nog wel even bij om het nog leuker te maken’ te worden. Misschien had McBurney de spanning iets langer vast kunnen houden, als hij in zijn capriolen ietsjes (maar dan ook slechts een haartje) op de rem zou trappen.
Daarnaast is een kleine anticlimax tegen het einde van de tweede akte het geval; gedurende de hele akte loopt de spanning op tot het uiteindelijke hoogtepunt van het “Pa-pa-pa” duet tussen Papageno en Papagena. Helaas werkt het samenspel tussen Thomas Oliemans als Papageno (die overigens de hele opera de eigenlijke hoofdrol leek te spelen, zo stal hij de show) en Laetitia Gerards als Papagena dit hoogtepunt een beetje tegen. Het snelle afraffelen van de scène met een air van ‘kleren uit en gaan’ is iets waar je als regisseur mee moet oppassen; leren we Papageno immers niet de hele opera kennen als een zeer gevoelig man? Wat mij betreft mogen de vonken er daar wat meer vanaf spatten.
Fenomenaal
Al met al is deze productie fenomenaal. Je ziet dat McBurney goed naar Mozart luistert en al zijn muzikale grapjes theatraal beantwoordt. Er ontstaat een spectaculaire samenwerking tussen beeld, geluid en zangers, waarbij de diepgang in de tekst en muziek een speciaal voetstuk krijgt tussen alle gekkigheid door en de zangers zijn zo in hun element dat ze niet bang zijn zich volledig over te geven aan de regie (zonder dat de muziek in betekenis verliest).
Die Zauberflöte is nog te zien bij De Nationale Opera tot en met 28 december.
Verder lezen, luisteren en kijken
Thomas Oliemans over Die Zauberflöte
De speciale effecten door Ruth Sullivan
Eerder dit jaar zag Aaike Nortier een heel andere Zauberflöte van Opera2Day
Thomas Oliemans maakte dit voorjaar zijn debuut aan de Met als Papageno in dezelfde productie.