I Capuleti e i Montecchi in concertvorm
Sinds 15 maart kan ik weer een opera wegstrepen van mijn bucket list. Die bestaat in de eerste plaats uit belcanto repertoire en grand opera uit de negentiende eeuw. Ik zal maar eens kleur bekennen. Mijn Bellini-radar staat dus altijd aan, en wat verder reizen voor zo’n zeldzame titel als I Capuleti e i Montecchi is bij mij de afweging waard. In Düsseldorf, bij de Deustche Oper am Rhein, waren ze zo goed een concertante versie te programmeren.
Passen en meten in Düsseldorf
Met het orkest niet in de bak is het op het podium wel redelijk vol in Düsseldorf. Bellini’s opera vereist een mannenkoor, of als men gaat ensceneren twee (zie de titel). In Düsseldorf mogen we een groot stevig zingend mannenkoor beluisteren, maar helemaal op de achtergrond. De vijf solisten (vijf maar) staan helemaal vooraan.
Hoewel de opstelling normaal is voor een concertante uitvoering, zijn de verhoudingen wel duidelijk anders dan in een geënsceneerde versie. Bij de grotere scènes worden de solisten in de regel overstemd door orkest, vooral de mannelijke zangers. Een probleem is dat niet per se, we zien wat er bedoeld wordt omdat we de solisten goed kunnen volgen. Maar de nadruk ligt dan meer op orkest dan gebruikelijk. Zet het orkest alsnog in de bak, en het is qua balans wat we gewend zijn.
De ongebruikelijke balans moet vooral voor de solisten vermoeiend zijn geweest. Het mannenkoor zou vanuit de positie bij de achterwand nog makkelijker zijn weggespeeld, maar de grootte van het koor trok dit recht, waardoor er geen koorgedeeltes wegvielen.
Overigens prima gedirigeerd door David Crescenzi, die het orkest in zo grote omvang natuurlijk niet klein gaat houden nu ze op het podium staat geëtaleerd. De solisten zien hun dirigent via de beeldschermpjes achterin de zaal en worden dus niet aan hun lot overgelaten.
Bellini’s bronmateriaal
Wat mij super boeide aan deze opera, was het bronmateriaal van Bellini: zijn versie is namelijk gebaseerd op het toneelstuk van Luigi Scevola en dus niet op Shakespeare. Dit in tegenstelling tot al die andere Romeo en Julia bewerkingen: Gounod, Prokofiev, Bernstein, Tsjaikovski en Berlioz grijpen allemaal terug op Shakespeare. Maar Bellini kiest dus zijn eigen bron.
Uiteraard is het verhaal van Romeo en Julia ook al ouder. Volgen we Shakespeares bronmateriaal, zo achterhaal ik via internet, dan komen we uit bij Luigi da Porto, een Italiaanse schrijver. Het kan natuurlijk dat Bellini’s tijdgenoot Scevola uit hetzelfde bronmateriaal heeft geput. In ieder geval zijn er grote verschillen met Shakespeare.
Romeo (een travestierol) wordt in dit stuk voorgesteld als toch wel de leider van de Montecchi. Terwijl hij bij Shakespeare aanvankelijk naar voren treedt als pacifist en liever buiten het vechten blijft, maar erin verwikkeld raakt door Tybalt, heeft hij bij Bellini al een Capulet gedood voor het stuk begint. Een broer van Giulietta notabene! Weliswaar in een eerlijk gevecht, maar het maakt het personage veel ravottiger en minder romantisch dan de ons bekende Romeo. Vermoedelijk dus de interpretatie van Scevola aangaande het materiaal van Da Porto. Maar dat zou ik eens op m’n gemak moeten uitzoeken.
Bij Bellini zijn het dus maar vijf rollen: drie belcanto zangers en twee bijrollen. Dit lijkt me een sterke compilatie van het stuk van Scevola, maar ook dat weet ik niet zeker. De keuze kan heel goed zijn gemaakt namelijk als gevolg van de veeleisende muziek.
Bellini’s belcanto trio
De sopraan, mezzo en tenor zijn de drie veeleisende rollen in dit stuk.
Bij Bellini is Romeo dus een mezzo. Hoewel het wennen is een vrouw Romeo te zien spelen, zijn we bij Maria Kataeva snel overtuigt: in haar mimiek overtuigt Kataeva als Romeo en zien we het personage zoals bedoeld. Goede vertolkers van Hosenrollen kunnen dat natuurlijk. Daarbij zong ze de rol geweldig. Mooie diepte, fijn vibrato, voldoende volume. Ook Adela Zaharia (recentelijk nog Violetta bij De Nationale Opera*) als Giulietta had, mede dankzij haar vibrato, voldoende volume. Het was dus wel nodig in Düsseldorf. In bijvoorbeeld de tweede finale (ik tel dan niet twee, maar vier bedrijven, ik bedoel dus de finale voor de pauze) zingen Kataeva en Zahaira krachtige lange lijnen en komen makkelijk boven het orkest uit. De heren moeten kortere noten zingen samen met het koor. Een ongelijke strijd zo.
Tenor Andrei Danilov , winnaar in 2022 van de IVC**, werd weleens weggespeeld, maar kon ook goed resoneren. Hij heeft zowel veel ruimte bovenin als onderin zijn masker. Zo bracht hij de lyrische aria’s en coloraturen met verve. Heel boeiend trouwens dat de tenor, Tebaldo, niks meer te maken heeft met Shakespeares Tybalt en vermoedelijk ook niet met die van Da Porto. Bellini maakt van Tebaldo een samensmelting van Tybalt en Paris, en bombardeert het personage dus tot lyrische tenor. Bij hem krijgen we de romantiek die we bij Shakespeare gegarandeerd zouden aantreffen bij Romeo. Tebaldo is wel ferm, maar niet opvliegend als Tybalt. Daarnaast is hij geen Capulet, immers: ook hij is tot over zijn oren verliefd op Giuletta en is dus Romeo’s rivaal.
Bellini’s bijrollen
Twee bassen, namelijk Lorenzo en pater familias Capellio maken de kleine cast compleet. Hoewel zij dus lastig werk hebben in de finales, hebben ze geen aria’s. Lorenzo is niet de priester die we kennen van Shakespeare. Hij treedt naar voren als vriend van de familie Capulet, die een helpende hand wil bieden. Het personage is minder een peinzer dan bij Shakespeare, het plan met het gif is minder vooraf opgezet en meer geïmproviseerd, zo lijkt het. De partij werd heel keurig vertolkt door basbariton Žilvinis Miškinis.
Beniamin Pop tenslotte was overtuigend in zijn spel en resoneerde goed bij zijn solo’s, ook al zette hij niet altijd in op nauwkeurige intonatie. Bij zo’n schurkenrol maakt dat misschien ook niet uit. Vader Capellio wordt inderdaad gezien als de aanstichter in het geheel. Hij wil zijn dochter uithuwelijken aan iemand van wie ze niet houdt, wat haar tot een wanhopige daad zet en de kettingreactie op gang brengt. We zien hier hetzelfde standpunt als het ballet van Prokofiev, waar de danser van de vader Capulet de schurkenrol toebedeeld krijgt – denk aan het Ridderballet bijvoorbeeld. We eindigen heel moralistisch: Uccisi! da chi? – Da te, spietato. Vrij vertaald: “Zijn ze dood? Wie heeft dat gedaan?” – “U deed dat, hardvochtige vader!”. Ik houd van moralen en deze doet me denken aan Traviata: de schuld van het sterven gaat naar de vader. Hoewel wat kort door de bocht is het een overpeinzing waard. Het stuk kent verder een mooi hoornsolo, hobosolo en, weer net als Prokofiev, prettige begeleiding van Giulietta door harp.
Bij u op de planken?
Met maar vijf solisten en niet eens zo ingewikkelde eisen voor decor (grotendeels blijven we op dezelfde locatie, namelijk het paleis van de Capuleti), is het stuk niet eens zo lastig te programmeren. Hopelijk mogen we in een aantal jaar dus een geënsceneerde versie zien verschijnen op de Nederlandse theaters.
Verder kijken, lezen en luisteren
*Adela Zaharia zong eerder dit jaar Violetta bij De Nationale Opera.
**Andrei Danilov won in 2022 de Internationale Vocal Competition in Den Bosch.