BuitenlandFeaturedOperarecensieRecensies

Oorlog centraal in twee Iphigénies en Aix

Het Festival van Aix-en-Provence en de Salzburger Festspiele worden deze zomer bezocht door recensenten van Place de l’Opera. Recensies van een aantal voorstellingen komen de komende weken voorbij. Hier het verslag van Iphigénie en Aulide en Iphigénie en Tauride op 5 juli 2024 in het Grand Théâtre de Provence in Aix.

Festival D’Aix-en- Provence brengt deze zomer Glucks Iphigénie en Aulide als een double bill met Iphigénie en Tauride, een logische combinatie aangezien beide opera’s dezelfde mythologische hoofdpersoon hebben. Festivaldirecteur Pierre Audi deed dit enige tijd geleden ook al voor De Munt en voor DNO en instigeerde kort na zijn aantreden bij regisseur Dmitri Tcherniakov eenzelfde benadering. Inmiddels zijn we vijf jaar verder en nu was het zo ver. De productie ging op 3 juli in première. Ik bezocht een van de latere voorstellingen.

Scènebeeld van Iphigénie en Aulide met in het midden Corinne Winters als Iphigénie. Foto: © Monika Rittershaus

Iphigénie en Aulide

Het verhaal is ontleend aan een episode uit de Trojaanse oorlog. De Griekse vloot wacht in de plaats Aulis op de afvaart, maar de gunstige vaarwind blijft uit omdat een van de soldaten van Agamemnon een heilige hinde heeft gedood en daarmee Diana heeft beledigd. Pas als Agamemnon zijn dochter Iphigineia aan haar offert zal ze de Griekse vloot laten vertrekken. Deze lokt zijn dochter naar Aulis, voorwendend dat zij er met haar verloofde Achilles zal trouwen.  Als koningin Clytaimnestra met haar dochter verschijnt komt de gruwelijke waarheid aan het licht. Achilles voelt zich misbruikt en wil het meisje in bescherming nemen, maar Iphigineia houdt zo van haar vader dat zij in haar lot berust. Uiteindelijk geeft de godin toe en wordt het leven van Agamemnons dochter gespaard. Dit zal mede de reden zijn dat Clytaimnestra later haar echtgenoot bij zijn terugkeer zal ombrengen.

Het offer van Ihigeneia op een fresco in Pompeï.

Iphigénie en Tauride

Deze ‘tragédie’ uit 1779 is Glucks voorlaatste opera en staat feitelijk model voor de definitieve ‘hervorming’ van de opera die aan de componist wordt toegeschreven. Ik zag dit werk in 2006 in Palais Garnier in een merkwaardige productie van Krzysztof Warlikowski, waarvan me vooral is bijgebleven de reeks toiletpotten of bidets die aan weerszijden van het toneel stonden opgesteld. Susan Graham vertolkte de titelrol.

In dit werk zien we Iphigénie terug als priesteres van Diana in een tempel op het eiland Tauris. Op een kwade dag komt haar jongere broer Orestes daar terecht, op de vlucht voor zijn verleden nadat hij zijn moeder heeft vermoord om de dood van zijn vader Agamemnon te wreken. Om redenen die nauwelijks relevant zijn moet Iphigénie hem offeren in Diana’s tempel. Als hij haar naam noemt herkent ze hem plotseling en wordt het ritueel voortijdig beëindigd. Na nog wat verwikkelingen waaronder een slachtpartij tussen Grieken en Scythen krijgt Orestes gratie van Diana die hem verheft tot vorst van Mycene.

Christoph Willibald Ritter von Gluck (1714-1787).

Opvallend aan deze opera is het volledig ontbreken van een liefdesgeschiedenis, een primeur in de historie van de opera. De aria ‘O malheureuse Iphigénie’ is het muzikale topstuk van dit werk. Ik kende dat in eerste aanleg van Maria Callas die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de herontdekking van Glucks grote werk.

Tcherniakov plaatst de handeling in een moderne setting waarbij hij zoals verwacht een deel van de kostumering heeft betrokken uit een kringloopwinkel. In ‘Aulide’ gaat iedereen verzorgd gekleed maar in ‘Tauride’ is het een verlopen boel. We zijn dan zo’n twintig jaar verder en de suggestie wordt gewekt dat de wereld na die langdurige ‘wereldoorlog’ nog steeds niet in haar voegen is teruggekeerd. De Trojaanse oorlog staat centraal in Tcherniakovs beleving en voor wat betreft ‘Aulide’ is dat een schot in de roos. Je zou het bijna over het hoofd zien bij al die rituele offers maar Iphigineia’s dood is niet bedoeld om de wereld te redden van een catastrofe maar om een oorlog mogelijk te maken. Het volk van Aulis schreeuwt om dat offer, de enige manier om die Griekse vloot kwijt te raken die hen alleen maar tot last is. En eigenlijk niemand kan zich voorstellen dat het een langdurige slachtpartij zal worden, gewoon een ‘special intervention’ om een gekidnapte vrouw terug te halen en vooral om de Trojanen duidelijk te maken dat men de Grieken niet ongestraft kan beledigen.

Scènebeeld van Ihigénie en Aulide met rechts Corinne Winters. Foto: © Monika Rittershaus

Het decor bestaat uit een toneelbrede aaneenschakeling van kleine open ruimtes. Links en rechts een kamer met bed, in het midden een publieke ruimte en daarnaast een vergaderkamer waarin zich onder meer de confrontatie van Achilles met Agamemnon afspeelt. De Griekse opperkoning wisselt zijn handenwringende private personage af met overdreven hardheid als hij de koning speelt. Naar Achilles beroept hij zich nadrukkelijk op zijn rang; die vlegel moet zich schikken in zijn besluit. Agamemnon gaat gekleed in een paars kostuum. Achilles draagt roze, eerst een pak met onder zijn jasje een roze trui en in de tweede akte volledig in het roze, een hint in de richting naar zijn vermoedelijke voorkeur voor Patrocle boven Iphigénie. Clytemnestre toont als een Gooise dame die haar puberdochter meesleept naar een belangrijke familieafspraak. De een op en top gekleed en gekapt, de ander in slobberbroek en met kort haar. Overigens zijn ook haar andere kinderen meegekomen: Electra en Orest, gespeeld door jonge figuranten. Vermoedelijk is ze nog net voor diens vertrek door Agamemnon bezwangerd met Crysothemis, het veel jongere zusje dat we later zien optreden bij Strauss.

Scènefoto Iphigénie en Aulide met o.a. in het groen Veronique Gens als Clytemnestre, in het midden Corinne Winters en Alasdair Kent als Iphigéni en Achille. Foto: © Monika Rittershaus

Dat goden niet meer zijn dan een idee wordt benadrukt door Diana in de tempelscène op te voeren als kopie van Iphigénie, beiden in bruidsjurk. Achilles begint een vechtpartij om zijn verloofde van de dood te redden, maar tevens om zijn gezicht niet te verliezen. De grote held kan zich nu eenmaal niet zomaar gewonnen geven ook al heeft zijn verloofde zich in haar lot geschikt. Diane wordt hierbij ritueel gedood, het lot dat Iphigénie was toebedacht. Daarmee toont Tcherniakov dat de mens zijn eigen lot in handen kan nemen, die godin bestaat slechts in een bedachte wereld en daardoor moet men zijn handelen niet laten bepalen. Impliciet levert hij tevens commentaar op het gemak waarmee de personages claimen dat hun handelingen niet vrijwillig zijn. Men is slechts een marionet bestuurd door een godheid. Dat riekt naar ‘Befehl ist Befehl’.

Scènebeeld van Iphigénie en Aulide met in het midden op tafel Alasdair Kent als Achille en rechts Corinne Winters als Iphigénie. Foto: © Monika Rittershaus

Moeizame overgang

Er gebeurt veel in ‘Aulide’ en dat maakt de overgang naar ‘Tauride’ er niet gemakkelijker op. Eigenlijk is dat een saaie opera die het moet hebben van de muziek. Het begin is spectaculair met storm, bliksem en regen. Maar daarna kabbelt het voort, bijna eindeloos. Iphigénie is twintig jaar na haar narrow escape de priesteres van dienst in Diana’s tempel. Het eiland wordt bestuurd door de potentaat Thoas die in angst leeft voor vreemdelingen als gevolg van een orakel uitspraak. Om die reden moet iedereen die de kust betreedt worden gedood. Die moord krijgt een ritueel tintje door er de priesteres mee te belasten, een opvallende rolwisseling voor Iphigénie.

De ruimtes op het toneel zijn nu vervangen door lege staketsels die in delen kunnen oplichten. Daarvan wordt zeer creatief gebruik gemaakt, die lichtbalken hebben een grote meerwaarde. Dat zegt ook iets over de rest van het gebodene. De vergaderruimte van voor de pauze is nu een soort buurthuis waar Iphigénie voor koek en zopie moet zorgen. Thoas wordt neergezet als een oorlogsveteraan met een zeer ernstig Post Traumatisch Stress Syndroom, zozeer dat hij zo nu en dan letterlijk in bedwang moet worden gehouden. Oreste spoelt aan met zijn boezemvriend Pylade en beklaagt zich dat hij het overleefd heeft. Sterven is zijn enige wens, zozeer gaat hij gebukt onder zijn traumatische bestaan. Als Iphigénie besluit dat Diana wel met één offer toe kan krijgen die vrienden ruzie over wie er dood mag. Beiden willen dat de ander in leven zal blijven. Dat neemt met tussenpozen ongeveer een kwart van de opera in beslag waarbij ze elkaar fysiek te lijf proberen te gaan, weliswaar geboeid maar met net voldoende bewegingsvrijheid. Het gaat gepaard met veel geschreeuw en je krijgt als toeschouwer de indruk dat in Tcherniakovs beleving de hele wereld aan PTSS lijdt.

Scènefoto Iphigénie en Tauride, met rechts Corinne Winters en links figuranten en leden van het koor van Le Concert d’Astrée. Foto:© Monika Rittershaus.

Bariton Russell Braun zette een krachtige Agamemnon neer in ‘Aulide’, uitstekende invulling van zijn rol. Hij neemt het op tegen de priester Calchas, prima vertolkt door de bas Nicolas Cavallier, en zijn aanstaande schoonzoon Achilles. Met name de grote ruzie tussen die twee vormde een hoogtepunt in de voorstelling. Tenor Alasdair Kent zong en speelde met veel bravoure, exact wat zijn rol van hem verlangde. Véronique Gens was schitterend gecast als Clytemnestre, ze oogde en klonk volledig als haar personage. In ‘Tauride’ zagen we haar terug als figurant in de gedroomde scènes van Iphigénie.

Bariton Florian Sempey zong een krachtige Orest, met veel overtuiging gebracht, maar helaas wat eendimensionaal geacteerd als gevolg van Tcherniakovs regiekeuze. Dat gold evenzeer voor tenor Stanislas de Barbeyrac als Pylade. En bariton Alexandre Duhamel kwam nauwelijks aan zingen toe, zozeer werd hij neergezet als karikatuur.

Links Florian Sempey als Oreste, rechts Corinne Winters als Iphigénie en op de achtergrond o.a. Alexandre Duhamle als Thoas, Veronique Gens als Clytemnestre en figuranten en leden van het koor van Le Concert d’Astrée. Foto:© Monika Ritetrshaus.

En dan Iphigénie, de titelrol in beide opera’s. Corinne Winters is al jaren een van mijn favoriete sopranen, sinds ik haar in Gent hoorde als Rachel. Het was vooral voor haar dat ik deze productie in Aix graag wilde zien. In ‘Tauride’ is ze ouder gemaakt en sjofel gekleed om de twintig jaar te benadrukken die tussen beide opera’s zijn verlopen. Waar Winters in ‘Aulide’ klonk als de sprankelende sopraan zoals ik van haar gewend ben, leek het alsof ze haar stem voor ‘Tauride’ extra laag had gemaakt, meer een mezzo. Dat past natuurlijk goed bij haar personage, maar dan is het wel zaak dat de regie haar niet teveel in die grauwe koffiehuis omgeving laat opgaan. Ze is een priesteres en niet een sigaretten rokende randfiguur. Net als bij zijn Senta voor Bayreuth laat Tcherniakov zijn heldin haar grote aria zingen als bijkomstigheid tijdens een rookpauze en daardoor wist haar op zich prachtig gezongen ‘O malheureuse Iphigénie’ minder indruk op me te maken dan ik had gehoopt. Niettemin, Winters optreden: ‘ça vaut le détour’ oftewel drie Michelin sterren. Ik ben in elk geval blij haar eindelijk weer eens live te hebben meegemaakt.

Corinne Winters als Iphigénie. Foto:© Monika Rittershaus

Emmanuelle Haïm stond voor haar eigen orkest Le concert d’Astrée en zorgde voor een perfecte muzikale ondersteuning van de solisten. In de instrumentale tussenspelen wisten vele orkestleden solistisch uit te blinken, het was vooral goud dat er blonk in de orkestbak. Al met al een mooie zij het wat lange avond.

Verder kijken, luisteren en lezen

Emmanuelle Haïm vertelt over de beide Iphigénie opera’s.

Regisseur Dmitri Tcherniakov geeft zijn visie.

Alasdair Kent in een aria uit Iphigénie en Aulide.

In 2022 schitterde Corinne Winters in Salzburg als Kat’a.

Monique ten Boske was ook in Aix en zag onder meer Madama Butterfly.

 

Vorig artikel

Madama Butterfly op Kaitenzushi band

Volgend artikel

Droom van een Pelléas et Mélisande in AIX

De auteur

Peter Franken

Peter Franken