Hoffmann verstrikt in regie in Salzburg.
Het Festival in Aix-en-Provence en de Salzburger Festspiele werden deze zomer bezocht door recensenten van Place d’ Opera. Hier de recensie van Les Contes d’Hoffmann van Offenbach door Lennaert van Anken.
© SF/Monika Rittershaus.
Les Contes d’Hoffmann is een uiterst intrigerend meesterwerk, niet alleen omdat het over schrijver, schilder en componist E.T.A. Hoffmann gaat die leefde in dezelfde tijd als Beethoven, maar ook omdat het de vertellingen van (de schrijver) Hoffmann zelf zijn die de opera vormgeven. Hoffmann zelf speelt de hoofdrol in zijn vertellingen, die hij deelt met zijn vrienden in de plaatselijke kroeg.
Ieder verhaal kent naast de verteller Hoffmann steeds een vrouwelijk hoofdpersonage en een schurk met duivelse krachten. Het was de intentie van Offenbach dat zowel de vrouwelijke hoofdpersonages door één sopraan gezongen zou worden – ondanks de uitdagende vocale verschillen in de rollen – als de schurken door één en dezelfde bariton. Daar waar het bijna standaard is dat de schurken inderdaad door één zanger worden verbeeld, heb ik in Salzburg het voor het eerst mogen meemaken dat de vrouwelijke hoofdrollen door één sopraan vertolkt werden. (Beverly Sills, Dame Joan Sutherland, Edita Gruberová, Catherine Malfitano, Ruth Ann Swenson en als eerste Vina Bovy, waren enkele beroemde sopranen die alle vier de rollen op zich hebben genomen red.)
De verbinding tussen de drie vertellingen van Hoffmann ligt ook gelegen in de vrouwelijke hoofdpersonages waar Hoffmann verliefd op is: het zijn alle drie vrouwen die één aspect belichten van de echte vrouw waar Hoffmann tot over zijn oren verliefd op is en waar het dus eigenlijk om draait in de opera, de betrekkelijk korte rol van Stella. Het is ook niet helemaal helder in de opera of het een volledig onbeantwoorde liefde is, of dat Hoffmann door Stella in de steek gelaten wordt voor de rijkere Lindorf, de baritonpartij die de schurken in de tussendelen representeert. De drie vrouwen in de opera zijn respectievelijk een “automate” (Olympia), ook wel pop genoemd, die ontmanteld wordt aan het einde van de akte. Een zangeres (Antonia), die niet te veel mag zingen, omdat het anders haar dood wordt. Haar gestorven moeder verleidt haar om toch te zingen, wat haar uiteindelijk ook fataal wordt aan het einde van dat bedrijf. En tot slot een courtisane (Giulietta). In deze akte vermoordt Hoffmann zijn rivaal (een ander dan de schurk) en slaat op de vlucht. In de laatste akte gaat Stella, die net in een voorstelling van Don Giovanni gezongen heeft, in op Lindorfs avances en laat Hoffmann links liggen.
Verwarrende regie
De regisseur Mariame Clément had duidelijk haar eigen ideeën op de opera. Het conceptuele idee was in de basis niet slecht, maar helaas was de uitwerking onvoldoende gefocust waardoor de voorstelling niet sterk was. Bij Clément was Hoffmann een cineast die aan lagerwal is geraakt. Gedurende de drie middelste aktes blikt Hoffmann terug op waar het mis is gegaan. In de Olympia akte zien we een jonge Hoffmann in de jaren ’70 die een sciencefiction film aan het maken is. Olympia is de actrice die de hoofdrol speelt in deze film en in een huiskamer worden er twee scènes opgenomen. De filmtape refererend naar de “automate”, wordt gemold door Coppélius aan het einde.
In de middelste akte werd het wat ingewikkelder. Hoffmann is inmiddels uitgegroeid tot een succesvolle regisseur, want het decor toont hier een filmset. Ze zijn bezig een kostuumdrama op te nemen, waarin Antonia de hoofdrol speelt. Ingewikkeld wordt het omdat haar manager de kleren draagt die Lindorf in het eerste en laatste bedrijf aan heeft. Omdat hij veel magerder is dan Lindorf en omdat de zanger die de schurken zingt (inclusief dus Lindorf) in de film een duivel speelt en dus een ander personage in dit bedrijf is (Dr. Miracle), had ik de persoonswissel pas in het laatste bedrijf door. Hoffmann vermoedt echter, en daar was het de regisseur om te doen, dat Antonia een relatie onderhoudt met haar manager. Hij raakt ervan overstuur, want Antonia is zijn grote liefde en daarmee naar het concept van Clément de verpersoonlijking van Stella. Resultaat hiervan is dat de film flopt en dat Hoffmann vanzelfsprekend alcoholist wordt en aan lager wal geraakt.
In de Giulietta akte werd het nog verwarrender. Deze hele akte bleek één grote nare droom. Departutto, de schurk, werd geportretteerd als een mollige duivel. Het geheel maakte niet duidelijk waarom Hoffmann dit allemaal droomde, waardoor deze akte geheel los stond van de eerdere bedrijven. Clément had er duidelijk voor gekozen om alleen een link te leggen tussen Antonia en Stella, waardoor de Giulietta ook niet als personage uit de verf kwam. In de laatste akte werd dezelfde sfeer weer neergezet als die we in de eerste akte zagen, wat natuurlijk logisch is. Stella kiest voor Lindorf en laat Hoffmann zielsalleen achter met zijn Muze (die tijdens de opera zijn beste vriend Nicklausse vertegenwoordigt) op de immense bühne van het Grosses Festspielhaus.
Hoewel het idee niet onaardig is om Hoffmann te portretteren als cineast, heeft de regisseur het concept niet goed uitgewerkt. Het was een raadsel waar de onderwerpen van de twee films vandaan kwamen. Het was ook onvoldoende duidelijk waarom de rol van Dr. Miracle niet de manager kon zijn, wat logischer geweest was in haar eigen concept. Tevens was het logischer geweest, omdat er één zangeres geëngageerd was voor de vier sopraanrollen, om het één actrice te laten zijn die drie rollen in zijn films te laten spelen. Tevens was het onvoldoende duidelijk gemaakt, waarom de laatste akte een nachtmerrie diende te zijn. Er resteren dus alleen maar vraagtekens bij deze regie die complexer was dan nodig was.
Bernheim schittert
Muzikaal was het geheel een feest. Zoals vaak wordt deze opera met zorg bezet. In Salzburg stapte de Franse tenor Benjamin Bernheim in de voetsporen van zijn voorgangers Plácido Domingo en Neil Shicoff. Beide sterren van weleer die in de rol van Hoffmann op hetzelfde podium furore maakten. Bernheim deed niet onder aan deze twee grootheden. Twee dagen ervoor schitterde hij kort op de slotceremonie van de Olympische Spelen, maar dinsdag de 13de augustus zong hij een ontroerende Hoffmann. Zijn stem is van het type van een traditionele Franse elegante tenor, die nergens forceert en bijna alles zoetgevooisd zingt. Zijn stralende hoogte komt net voldoende boven de sterk spelende Wiener Philharmoniker uit.
De Amerikaanse sopraan Kathryn Lewek had de eer om alle sopraan rollen te zingen. Ze was zeer goed tegen deze taak opgewassen. Ze zong met sterke coloraturen de rol van Olympia. Wellicht iets te hoog voor haar stem, maar de noten zaten erop. Haar Antonia kon mij het meest bekoren. Lewek heeft een mooie ronde middenstem die in deze rol prachtig ontluikt. De rol van Giulietta paste haar eveneens als een handschoen door die mooie middenstem. Daar miste ze wel een heel klein beetje de dramatiek die die rol nodig heeft.
Christian van Horn (ooit de beoogde Mefistofele in de gelijknamige openingsproductie van Sophie de Lint die door toedoen van de Corona niet was doorgegaan in 2020) zong de vier schurken. De Amerikaanse bas-bariton heeft een puike stem voor de rol. Met zijn rijzige gestalte heeft hij de potentie van een goede duivel. Hoewel het vocaal allemaal op z’n plek zit, mist hij echter wel kleuring die de rol(len) demonisch zou maken. Het is per saldo té braaf wat hij doet.
Een grote aangename verrassing bood Kate Lindsey als Nicklausse en de Muze. Zij kreeg meer te zingen dan in menig andere productie en daar maakte ze dankbaar gebruik van om haar stem ten volle te etaleren. Ze heeft een mooie mezzo-sopraan, perfect voor de rol.
Van de overige zangers viel nog een mooie Géraldine Chauvet op die de stem van de moeder van Antonia zong. In de enscenering was ze de productie assistente, wat niet werkte in de regie.
De vrolijke noot kwam zoals het bedoeld is van de zanger die de rollen van Andrès / Cochenille / Frantz /Pitichinaccio voor zijn rekening nam. Het komische karakter van die scènes heb ik beter geënsceneerd gezien dan hier, maar dat kwam omdat Clément verzoop in haar basisconcept. Marc Mauillon had de ondankbare taak er nog wat van te maken, wat hem deels lukte. Verder viel een stralende Paco Garcia op die de kleine rol van Nathanaël voor zijn rekening nam.
De (inmiddels) oude rot, Marc Minkowski, die al menig Franse opera nieuw leven heeft ingeblazen, dirigeerde een prachtige voorstelling. Het gevaar van een instituut als de Wiener Philharmoniker in te zetten tijdens een festival van deze allure is dat ze weinig aantrekken van de intenties van een dirigent (zoals vorig jaar Pichon er niet in slaagde Le Nozze di Figaro kleuring te geven en twee jaar terug Altinoglu het niet voor elkaar kreeg in de Aida). Maar Marc Minkowski liet het orkest klinken alsof het Franse operarepertoire het enige is dat ze dagelijks doen. Het was spits, rank en vol van klank waar nodig. Daar kwam nog de uitstekende bijdrage van Konzertvereinigung Wiener Staatsoperchor nog bij. Petje af!
Verder kijken, lezen en luisteren
Video trailer Les contes d’Hoffmann.
Leuk koorfragment uit Hoffmann.
In 2016 sprak François van den Anker met Benjamin Bernheim.
In 2018 dirigeerde Carlo Rizzi Les contes d’Hoffmann bij De Nationale Opera.
In Salzburg presenteerde Banjamin Bernheim zijn tweede Cd, Boulevard des Italiens. Later meer over de ze Cd.