Bachvereniging wijst dansend juiste weg
Recent prees ik in deze kolommen het tijdloze Latijn van de Hohe Messe boven het vaak belegen of zalvende Duits van J.S. Bachs kerkcantates. Het programma Bachs Kompas zet die woorden juist vol in het licht, of beter gezegd zijn respons erop. Terecht, net als bij verguisde operalibretti moet men de tekst wel kennen om de muzikale vertaling naar waarde te schatten. Als voortreffelijke spreekbuis van het genie riep de Bachvereniging dinsdag in Utrecht het publiek behalve tot genot ook op tot zelfreflectie.
Maar licht verteerbaar was in TivoliVredenburg de entree: de derde orkestsuite van Johann Bernhard Bach, één van de talrijke op z’n minst verdienstelijk componerende verwanten. Deze achterneef van Johann Sebastian blonk uit in de kosmopolitische ‘gemengde smaak’, getuige de vele kwieke Franse dansvormen. Blikvangers waren de fluiten, zowel levendige blokfluiten als in meer gevoelvolle delen de traverso van de fijnzinnig en vrijmoedig spelende, inderdaad Franse specialiste Anna Besson.
Dansante
Gastdirigent John Butt, bekend van het Schotse Dunedin Consort, slaagde ook bij de cantates in zijn opzet het dansante, ‘lijflijke’ te accenturen in de noten van de her en der nog als duf geziene Bach. Hij koos drie intieme cantates voor solozangers, tevens ingezet voor de sobere slotkoralen. Zwaarwichtig zijn echter de onderliggende bijbelverhalen, onbenoemd in de vooral op emoties gerichte toelichting. Door een operabril vormen zij juist de sleutel tot het theatrale en visueel suggestieve van de cantates.
Niemand minder dan God zelve, bovendien in toorn, opende Was soll ich aus dir machen, Ephraim? Bas Matthew Brook had de vereiste wrevelige autoriteit, maar schetste ook terugkerend erbarmen in de oudtestamentische tekst over bestraffing van het volk Israël. Countertenor Alex Potter kreeg nu de rol van aanklager in een opzettelijk ‘schrale’ continuo-aria. De barse ritmische kracht van orgel, cello, contrabas en fagot volgde Potter, gewend aan Bachs vaker milde en lijdzame alt-aria’s, niet geheel na.
Sopraan Carine Tinney trok de les uit het relaas over de knecht die, zijn eigen schuld kwijtgescholden, dat niet voor een ander opbrengt. Gods onbeperkte genade bezong ze in een recitatief eindigend met een weldadig uitgesponnen notenguirlande, en in een dartele aria met juist vrijwel noot voor noot getoonzette lettergrepen. Waar gepast kiest de geleerde Bach soms voor kinderlijke eenvoud en dat aspect trof Tinney met haar klokachtige geluid en spontane, ietwat onstuimige voordracht in de roos.
Minder confronterend
‘En jullie noemen je christenen?’ prikte Julian Habermann na de pauze met denkbeeldige vinger. Door zijn puur lyrische, vrij kleine tenor en het vast vooral seculiere publiek mogelijk minder confronterend dan bedoeld. In het basrecitatief van cantate Ihr, die ihr euch von Christo nennet, over de Samaritaan en de onbarmhartige Priester en Leviet, gaf Matthew Brooks aan een flard Bergrede een fraaie Jezus-gloed. In het continuo klopte de naaste met gauw te missen orgeltoontjes tevergeefs ‘an unser Herz’.
Helemaal in zijn kwetsbare element kwam Alex Potter met een lofzang op ontferming, begeleid door twee traverso’s, bij Bach altijd hét liefdesinstrument. Achter zijn klavecimbel vermeed John Butt met ritmische profilering elke zoetsappigheid. Op het randje van vluchtig was het sopraan en bas-duet, herinnerend aan aloude dialogen tussen Gelovige en Christus. Met vocale en instrumentale canons is dit Bach op z’n ingewikkeldst, maar vreugdevolle vastberadenheid veegde elk getheoretiseer van tafel.
Een juweel is de cantate Ich lasse dich nicht, du segnest mich denn, bewerkt uit rouwmuziek voor een overleden kamerheer. Opnieuw citeert de opening het Oude Testament, nu uit Jakobs worsteling met de engel (of God zelf). Bach koos een duetvorm en vast even doelbewust liet John Butt de optimaal contrasterende Habermann en Brook, plus viool, hobo en fluit, in alle kalmte hun lijnen ontvouwen. Deze mysterieuze noten riepen bij mij vele kunstwerken met dit nachtelijke raadselverhaal voor ogen.
Soepele lyriek
‘Vasthouden’ is focus van de tenoraria, wat Julian Habermann uitdrukte met knap legato en stabiele lange noten. In deze soepele lyriek vulde zijn haast jongensachtige frisheid de Grote Zaal moeiteloos. Nog meer, net als in het met strijkglans omgeven recitatief, imponeerde zijn tekstgerichte en betrokken voordracht, die Butt toestond de leiding eventjes helemaal los te laten.
Om vervolgens in de basaria, qua thema verwant aan het bekende Ich habe genug, Matthew Brooks ademsteun tot de grens te testen. Bedachtzame doodsaanvaarding, ook in continuo anders van kleur, wisselde met bruisende vooruitblikken op hemelvreugde. Aan het slotkoraal, in Bachs tijd wellicht gezongen door de gemeente, liet Butt met brede armgebaren alle musici deelnemen. Zo gingen de dankbare toehoorders toch met een gesterkt gemeenschapsgevoel de nazomernacht in.
Verder luisteren, lezen en kijken
Martin Toet over Bachs Hohe Messe.
Video fragment van de Bachvereninging in het motet Ich lass dich nicht,du segnest mich denn.