Doorleefde Orfeo Bartoli in Amsterdam
Sterzangeres Cecilia Bartoli behoeft geen introductie meer. Zij debuteerde in 1987 op 21-jarige leeftijd en is sindsdien niet meer weg te denken van het opera -en concertpodium. In Amsterdam debuteerde zij in 1996 en als eerbetoon aan al haar optredens tot dan, viel haar de allereerste Concertgebouw Prijs ten deel in 2004.
Deze maand toert de inmiddels 58-jarige zangeres tezamen met Les Musiciens du Prince, een barokorkest uit Monaco, door Europa met de opera Orfeo ed Euridice van Christoph Willibald von Gluck. Afgelopen woensdag deed ze het Concertgebouw in Amsterdam aan voor een eenmalig optreden. Het was een zeer memorabele avond. Bartoli vervoerde de zaal met al haar emoties die zij tentoon spreidde in haar vertolking van de Griekse mythologische minstreel.
De opera van Gluck is één van de sterkste opera’s gebaseerd op het redelijk eenvoudige verhaal van Orpheus, die zijn overleden bruid van Amor terug mag halen uit het dodenrijk onder de voorwaarde dat hij haar tijdens die terugtocht niet aankijkt. Dat Orpheus zijn bruid niet mag aankijken totdat ze weer in het rijk der levenden zijn wordt niet begrepen door zijn geliefde Euridice. Zij weet de zanger uiteindelijk toch te verleiden om haar vroegtijdig aan te kijken, waarna ze voor een tweede maal sterft. Bij Gluck sterft ze maar één keer, want de opera vangt aan met de treurzang vlak na het aardse overlijden.
Versies
De opera van Gluck kent een aantal versies: twee Italiaanse, een Franse en een door Berlioz bewerkte Franse versie. Alle versies eindigen na het tweede overlijden met de terugkeer van Amor, die Orpheus alsnog de levende Euridice gunt. Eind goed al goed.
De versie waarmee Les Musiciens du Prince onder de leiding van hun chefdirigent Gianluca Capuano Amsterdam aandeed was gebaseerd het Italiaanse origineel uit 1762, maar dan (iets) ingekort. Maar dat bleek niet alles; ook het slot was aangepast. De opera eindigde met het tweede sterven van Euridice en een herhaling van het openingskoor ‘Ah, se intorno a quest’urna funesta’, wederom prachtig gezongen door Il canto di Orfeo, maar veel ingetogener dan bij aanvang. Een waardige afsluiting na een zeer intense anderhalf uur die er aan voorafgingen.
Traan
Maar eerst terug naar het begin. Na een iets té onstuimig gespeelde ouverture kwam het werkelijk uitstekend zingende koor met (nep)kaarsjes op en passeerde als eerbetoon de net overleden Euridice. Cecilia Bartoli bezong het verdriet van Orpheus zoals ik nog niet eerder gehoord had met letterlijk een traan in de stem. Voorts zong de zangeres uiterst beheerst en met volledige overgave. Dit zou overduidelijk geen standaard concertante uitvoering worden. Dit werd een concertante uitvoering met minimaal, maar zeer doorleefd spel.
Na de treurscène kwam een frivole Amor op, gezongen door de Française Mélissa Petit, die het heugelijke nieuws bracht van de mogelijke terugkeer van Euridice. Petit zong deze aria nog wat onevenwichtig. Bartoli, inmiddels warm gezongen, bracht vervolgens een weergaloos gezongen pleidooi in de hemel ten overstaan van het koor van de furiën. Orfeo weet de koorzangers te vermurwen en krijgt zijn Euridice terug. Daarvoor werden we nog we getrakteerd om het mooie orkestspel in de dans van de zalige geesten met de prachtige fluitsolo, waarbij de niet super secuur spelende fluitist uit het orkest stapte en als solist voor de dirigent kwam te staan.
Spannend samenspel
Het hoogtepunt van de voorstelling moest toen nog aanvangen, want dat bleek de volledig derde akte. Met name het samenspel en -zang van Cecilia Bartoli en Mélissa Petit, die eveneens de rol van Euridice zong, was geweldig spannend. Petit revancheerde zich ten opzichte van haar Amor en bleek een meer dan geschikte zangeres om met Bartoli te kibbelen over het wel of niet aankijken tijdens de tocht naar de levende wereld. De stemmen kleurden wonderbaarlijk goed bij elkaar. Maar het was wederom Bartoli die met spel de juiste energie wist op te wekken. Zij nam het uiterst serieus dat zij Euridice niet mocht zien. Uiteindelijk verloor ook Bartoli haar discipline en draaide zich voortijdig om naar haar Euridice, waarna ze abrupt in de armen van Orpheus stierf.
Dit al culmineerde in de indrukwekkend gezongen ‘Che farò senza Euridice’. Capuano had voor deze bekendste aria uit de opera een zeer hoog tempo in petto. Het swingde haast de pan uit, wat eerst irriteerde, maar uiteindelijk wel indruk maakte. Want door dat hoge tempo kreeg Bartoli iets wanhopigs, alsof ze weg wilde rennen van de realiteit. Na het middendeel van de aria werd de herhaling van het eerste deel tot slot alsnog gespeeld in een zeer langzaam tempo. Alsof verdriet meerdere gradaties en lagen kent, hetgeen ook in werkelijkheid het geval is. Een gewaagde, maar erg indrukwekkende aanpak.
Hierna volgde, zoals aangegeven, een herhaling van het openingskoor, waarna het applaus los barste. Het publiek was wederom door de Italiaanse vedette getrakteerd op een onvervalste, intense opera belevenis. Iedereen kon voldaan huiswaarts.
Verder lezen, kijken en luisteren
Ook in 2013 zette Cecilia Bartoli het Concertgebouw haast op z’n kop.
Bartoli praat met Place de l’Opera
Een volledige audio opname van Orfeo ed Euridice uit Salzburg vorig jaar.