Anna Prohaska verkent Eden met luide pas
‘Het aloude liedje van de slang in het paradijs’, zo spotte de dichter Heine met de zondeval, één van de basismythen van de mensheid. Via inderdaad oude tot vrij recente liederen in vele stijlen en talen bezong Anna Prohaska dit bijbelverhaal op 3 december in het Concertgebouw. Zij en partner Julius Drake pakten het poëtisch gekozen programma theatraal aan, met plus- en minpunten.
Een bonte selectie liederen rond een zeker thema, zoals de Oostenrijks-Britse sopraan Anna Prohaska prefereert, boeit vaak meer dan standaard programma’s. Maar het vraagt van zowel uitvoerenden als publiek ook meer. ‘Paradise lost’, tevens de titel van een cd-opname uit 2019, zou vier jaar geleden al in Amsterdam klinken, maar toen kwam corona.* Nu bereidde dit recital de weg voor bariton Benjamin Appl die komende april dezelfde materie in dezelfde Kleine Zaal behandelt.
Dat Prohaska vooral Eva’s rol zou invullen en Appl die van Adam is te simpel gedacht. Zo ontbrak het concreetste stuk op de cd, uit Fauré’s cyclus La chanson d’Ève, maar niet het Franse overwicht in de werken over onschuld, verleiding, eerzucht en berouw. Zoals veel liedzangers heeft de sopraan een zwak voor het zangerige Frans dat zich van diverse kanten toonde in het eerste blokje ‘Eva ontwaakt’.
Toepasselijk kwam Prohaska op in een onthullende jurk met een nogal wild ‘net uit bed’-kapsel. Het antiek ogende spiraalsieraad dat vaak haar arm tooit, wekte nu slang-associaties. Maar ingetogen en puur vertolkte ze Ravels Trois beaux oiseaux du Paradis (1915). Breekbare tonen en piano-felheid in de slotstrofe belichtten leed om een frontsoldaat. Elke hoopvolle nieuwe wereld kent ook duisternis.
Olivier Messiaen schreef de cyclus Harawi voor een dramatischer stemtype dan Prohaska’s. Toch wist ze in Bonjour toi, colombe verte te imponeren met ongeforceerde kracht en kalmte, terwijl Drake een vroeg voorbeeld van Messiaens vogelzang liet horen. Natuurlijk virtuoos maar heel vrij met vinnige of juist schuwe tonen zoals een naturelle vogel. Harawi put inspiratie uit Peru (zingen duiven daar wél?) en had ik graag compleet gehoord. Net als bij andere losse cyclusdelen is dat de prijs van deze opzet.
Jean-Yves Daniel-Lesur, hier amper bekend, was een goede vriend van Messiaen. Zijn liefdesverklaring van Adam richting Eva gaf Prohaska in de hoekdelen een zwoele cabarettoon. De hartstocht in de kern bouwde ze op met knap legato, maar matige dictie in dit woordrijke lied. Bij alle waardering voor haar intelligente programma’s stoort me vaak hoe Prohaska haar prachtstem teveel wil opblazen, wat de zuiverheid en verstaanbaarheid schaadt. En dat geldt zelfs voor haar moedertalen Duits en Engels.
Met een onsubtiele vertolking van Debussy’s weliswaar wat opera-achtige Apparition kwam dit recital voor mij van de rails. Toch oogstte het veel applaus en logisch dat een zangeres in de zaal meer risico neemt en haar publiek wil behagen. Maar al het vocale vertoon deed deze avond geen recht aan de verwachting die de cd wekte. Typerend was Hugo Wolfs duo Die Spröde en Die Bekehrte: achteloze flirt gevolgd door droef berouw veranderden in harteloze verleiding en sentimenteel geweeklaag.
In een interview merkte Prohaska op dat Ravel in Air du Feu vuur een vrouwenstem gaf. Een man als Adam kan er zijn vingers aan branden of het kan hem warm houden. Interessant maar deze virtuoze vertolking was meer boze afstraffing dan de beschutting die Ravel ook beoogde. Erg geslaagd echter Stravinsky’s als improvisatie klinkende woordloze Pastorale, nog één onschuldig moment. Want met naïeve begeerte, zoals scherp getroffen in een ‘kinderlied’ van Aribert Reimann, begon de zondeval.
Benjamin Brittens eerste versie van William Blake’s A Poison Tree leek een portret van de slang. Hier was Julius Drake met venijnig hamerend pianospel op zijn best en Prohaska’s ‘overacting’ ook op zijn plek. Erg beeldend, die glijdende zangtonen en gladde chromatische loopjes in Drake’s rechterhand. Eigenlijk paste het beter na de pauze, toen Prohaska haar coupe en outfit een sm-tintje had gegeven.
Rachmaninov bezweek helaas onder het volume, Ives miste verinnerlijking en Purcell ontbeerde de juiste barokke stijl. Auflösung illustreerde echter het wijze gezegde ‘elk nadeel heeft zijn voordeel’. Dit machtige lied over beheersing van de natuur, zoals de ambitieuze Adam en Eva zich inbeelden, eindigt onvermijdelijk in desillusie. Schubert zette het bewust zo op muziek dat het voor elke vocalist te hoog gegrepen lijkt. De overtrokken zangwijze van Prohaska was hier dus geheel in lijn met de expressie.
Hetzelfde gold voor Schumanns Warte, warte, wilder Schiffsmann, dat het citaat uit mijn intro bevat. De figuur Eva inspireerde eeuwen van misogynie, maar Heinrich Heine geeft hier zo’n bitter staaltje vrouwenhaat ten beste dat de componist het niet serieus kon nemen. We horen dit heftige lied amper door vrouwen vertolkt, laat staan lyrische sopranen. Prohaska’s tierende onmacht liet geen misverstand bestaan over de komische bedoeling en Drake’s ironische naspel was in feite overbodig.
Geknipt voor het aardse zwoegen na de verdrijving uit Eden is natuurlijk Mahlers Das irdische Leben, hier ondanks de melodramatische slotnoot opnieuw een plus door de sterke tekstexpressie. Prohaska schetste niet alleen treffend het hongerige kind en de moeder, maar gaf de laatste bovendien diverse emoties, van ongeduld via wanhoop naar geruststelling tegen beter weten in.
Leonard Bernsteins Silhouette, naar een Libanees volkslied, was de ideale luchtige afsluiter. Specifiek stemgebruik, zoals een koerende duif, realiseerde Prohaska volmaakt tot genoegen van het massaal opgekomen publiek. Een weemoedig Engels volksliedje vormde de dankbaar ontvangen toegift. Grote liedkunst kent altijd het risico van over-interpretatie, maar oprechte eenvoud mist zelden zijn werking.
Verder luisteren, lezen en kijken
De volledige Cd Paradise LostÂ
*Anna Prhaska zingt tijdens COVID op haar balkon.
In 2020 schreef Martin Toet zeer lovend over Anna Prohaska in het Concertgebouw.