Hoogdravend eerbetoon A’dam 750 in Matinee
De twee grote beroepskoren van Nederland, het Groot Omroepkoor en het Koor van De Nationale Opera, wisselden elkaar zaterdag af in het Amsterdams Concertgebouw. Het Omroepkoor ’s middags voor een hommage aan A’dam 750 en het Operakoor ’s avonds voor Verdi’s Requiem. Twee geweldige concerten.

NTR Zaterdag Matinee Amsterdam 750
In nogal sombere teksten leverden twee schrijvers, Maxim Februari en Anneke Brassinga, een verbeelding van Amsterdam, zo bleek zaterdag 8 maart in de NTR ZaterdagMatinee die speciaal was ingericht als eerbetoon aan de 750 jaar oude stad. Maxim Februari tekende onder de titel ‘Mokum’ in nogal hoogdravende beelden een samenleving die in verval zou zijn. ‘Hoor onze klacht over dit dievennest, bomvolle beestenbende, tourist trap’. Of: ‘kwade dampen ontstijgen aan met drek vervuilde grachten’. Maar gelukkig noteerde de schrijver ook: ‘Wie langs de grachten slentert wordt vanzelf kind van Spinoza en van Johan Cruijff’.

Componist Jeff Hamburg voorzag in opdracht van de NTR ZaterdagMatinee de lange tekst van vaak felle muziek die door het Groot Omroepkoor met heftige inzet tot klinken kwam in het Amsterdams Concertgebouw. Vanwege de luid daverende begeleiding en omspeling op vijf pauken en een marimba verzonk de zang menigmaal in de kakofonie van hard en ritmisch driftig.
Het was het openingsstuk in het programma vóór de pauze, aangevuld met rustiger en harmonieuze a capella koorwerken van Jan Pieterszoon Sweelinck ( de Amsterdamse Orpheus van rond 1600), Rudolf Escher (diens kleurrijke ‘Songs of love and eternity’) en het zacht golvende, intieme ’Un beau baiser’ van Louis Andriessen. Het Omroepkoor zong onder leiding van zijn chef Benjamin Goodson welluidend en fraai afgewerkt in de details.

750 woorden
Schrijfster/dichteres Anneke Brassinga had haar, ook hoogdravende eerbetoon aan Amsterdam 750 samengevat in 750 woorden, verdeeld over 24 groepjes van drie regels, met twee regels in de afronding voor de uitroep ‘O Amsterdam! O woud op palen. Blijf bevlogen eeuwenlang nog reiken naar het luchtkasteel waar vrijheid duldzaam op ons wacht’. Het begin van haar gedicht voorspelde overigens weinig goeds: ‘Is dit die vieze ouwe stad waar elke nieuwe dag een schoon verschiet biedt?

Na de pauze droeg Brassinga haar tekst met elan voor, staande op de bok waar normaal een dirigent staat. ‘Elk dag nieuw begon’ was niet getoonzet, maar de Grieks-Nederlandse componiste Calliope Tsoupaki had de inhoud als uitgangspunt genomen voor een fors orkestwerk getiteld ‘Another Day’. Met vier trompetten , twee trombones en vier slagwerkers in de gelederen trad het Koninklijk Concertgebouworkest voor een stevig stuk van golvende klanken en felle accenten. Ik kon geen relaties ontdekken met de tekstuele zijde, slechts aan het einde waar pauken en grote trom een daverende uitbarsting veroorzaakten. Hier gaat Amsterdam ten onder, zo leek het.

Stad van Dis
Ook fel in de geluidscollages, en extatisch in de koorpartijen, oorde het oratorium ‘De Stad van Dis’ van Louis Andriessen. Gezet voor groot orkest voorzien van twee vleugels, cymbalon en een uitgebreide slagwerkwinkel (waarbij een metallofoon) bespeeld door vier slagwerkers, ontplooide zich een tekst ontleend aan een psalm in het Latijn, een lied over de Blauwe Schuit in middeleeuws Nederlands, en Engelstalige fragmenten uit La Commedia van Dante. Ook geen vrolijk stemmende teksten onder de titel ‘De stad van Dis’. Dat is de naam voor de laatste vier cirkels van de hel, waar de zondaars zitten die echt te kwader trouw waren. Een verbinding tussen de stad van Dis en de stad van Amsterdam kon ik niet ontdekken.

Het toch flink grote koor moest het soms afleggen tegen het instrumentaal geweld uit het orkest. Andriessen hield van felle accenten. Dirigent Bas Wiegers voerde met vaardige bewegingen orkest en koor door de spannende muziek. Maar de relatie met Amsterdam ontging mij, ook al meldde de programma-toelichter: ‘Het oeuvre van Andriessen is net zo meerstemmig en meertalig als de stad Amsterdam zelf.’

Geen Diepenbrock
In het gezelschap van uitgekozen toondichters (in feite een willekeurige ratjetoe) miste ik de naam van Alphons Diepenbrock. Als één componist verbonden genoemd kan worden aan het muziekleven van Amsterdam rond 1900/1910 dan wel hij die nauwe relaties onderhield met Gustav Mahler, Willem Mengelberg en het Concertgebouworkest dat zijn werken uitvoerde. Bovendien werd Diepenbrock destijds gezien als het begin van een nieuw tijdperk in de Nederlandse muziek, terwijl Sweelinck werd genoemd als afsluiting aan het begin van de zeventiende eeuw. Tussen hen was een tijdspanne van muzikale armoede in Amsterdam, zo luidde de mening van muziekdeskundigen. Overigens was er een frappante overeenkomst tussen Sweelinck en Diepenbrock: zij leefden precies driehonderd jaar na elkaar: 1562 – 1621 en 1862 – 1921.
Verder luisteren, lezen en kijken
Alle werken zijn hier terug te luisteren
In 2017 schreef François van den Anker over Fortress Europa van Calliope Tsoupaki
Anneke Brassinga draagt voor op de Nacht van de Poëzie in 2015