Vlammende koninginnen in Maria Stuarda
Donizetti’s Maria Stuarda draait volledig om twee vrouwen. Een goede uitvoering kan dan ook niet zonder twee puike prima donna’s. Sonia Ganassi en Fiorenza Cedolins bijvoorbeeld. Zij gaven in 2009 een daverend goede uitvoering van de opera in het Teatro La Fenice. Nu op dvd.
Maria Stuarda ging in 1835 in wereldpremière in de Scala in Milaan, maar had onder meer vanwege de censuur moeite door te breken bij het grote publiek. Dat bleef eigenlijk zo tot halverwege de twintigste eeuw. Toen begon het werk mondjesmaat aan populariteit te winnen. De afgelopen twee jaar stond de ’tragedia lirica’ bij zo’n twintig operahuizen op het programma.
Eén van die operahuizen was het Teatro La Fenice in Venetië. Daar werd de opera in de lente van 2009 opgevoerd. C Major heeft de productie op dvd uitgebracht. Mijns inziens een zeer wijs besluit.
De opera gaat over twee koninginnen. De ene, Elisabetta, heeft de ander, Maria Stuarda, gevangengenomen en moet beslissen over haar lot. Alsof dat nog niet genoeg is, vallen ze ook beide voor Roberto, de graaf van Leicester. Uiteindelijk tekent Elisabetta het doodvonnis van haar rivale, niet in het minst omdat Roberto van Maria blijkt te houden.
Donizetti schreef geweldige partijen voor de beide dames. Moeilijk, maar buitengewoon mooi. Daaromheen componeerde hij een bekoorlijke, dramatische partituur, die in deze productie voortreffelijk uitgevoerd wordt door het huisorkest onder leiding van Fabrizio Maria Carminati. Lekker vlot en met een lichtheid die, juist door het contrast met de zangpartijen, het drama nog krachtiger maakt.
Maar zoals gezegd zijn het de twee koninginnen die de show moeten maken. En dat doen ze. Sonia Ganassi zet Elisabetta neer als een harde heerseres, die behalve haar kille haat en jaloezie ook zachtere emoties toont. De mezzo zingt daarbij donker, haast verbeten. Technisch misschien soms wat geforceerd, maar als vertolking heel overtuigend.
Fiorenza Cedolins is in vele opzichten haar tegenpool. Ze is lieflijker en kwetsbaarder en laat dat horen met een gepolijste klank, kippenvelpianissimo en een stralende hoogte – al kan ook haar op diverse momenten het nodige staal in haar timbre niet ontzegd worden. In de eerste akte zingt en acteert ze naar mijn gevoel wat wisselvallig, maar na een schier oneindige hoge noot aan het einde van dat bedrijf ben ik volledig verkocht.
In de tweede akte wordt ze alleen maar beter. Ze zingt met lange, dramatische lijnen, erg flexibel in de coloraturen en muzikaal in haar timing. Haar biecht-aria ‘Quando di luce rosea’ is magistraal en in de finale komt er niemand meer aan te pas: het toneel is van haar. Wat een sublieme zangeres.
De inbreng van Roberto-vertolker José Bros gaat in dit dubbele divavuur enigszins verloren. Hij zingt beslist niet slecht, maar zijn wat nasale ‘Ernesto’-timbre vind ik lang niet dramatisch genoeg om enige rol van betekenis te spelen tussen de grote vrouwen om hem heen.
Knappe vertolkingen zijn er wel van Mirco Palazzi (bekend van de ZaterdagMatinee) en Pervin Chakar. Palazzi is de vriendelijkheid zelve als Giorgio Talbot en Chakar zingt een warme, sympathieke Anna. Marco Caria zet tot slot keurig de slechterik Cecil neer.
De regie van Denis Krief heeft weinig toe te voegen. Krief gebruikt een fascinerend ‘labyrint’ als decor. Vrij kaal en sober, maar afdoende om de solisten het verhaal te laten vormgeven.
De voorstelling is niet van begin tot eind vlekkeloos, zeker in de ensemblestukken niet, maar met twee van zulke diva’s is daverend goed volgens mij absoluut een gerechtvaardigd label.
Zie voor meer informatie over de uitgave de website van C&S Entertainment. Zie ook de etalage op de homepage van nieuwe uitgaven van C Major en Arthaus Musik.
3Reacties
Ik vind de productie met Mariella Devia als Maria heel goed.
Volledig akkoord met Spen1992. De opname uit de Scala is op veel punten te verkiezen boven die uit Venetië. Zo is Devia in dit repertoire vrijwel uniek. Ook de viriliteit van Meli’s stem valt te verkiezen boven Bros – al moet je deze laatste “live” meemaken om een goed idee te krijgen van zijn vocale mogelijkheden. En daarmee komen we aan mijn voornaamste bezwaar tegen de opname van C-Major: de erbarmelijke geluidskwaliteit. Bovendien lijkt de opera niet compleet. De ouverture werd in Venetië alvast niet gespeeld.
…please don’t forget Gencer-Verett at Maggio!