Lehnhoffs Elektra: intens en intiem
Vorig jaar schiep Nikolaus Lehnhoff een nieuwe Elektra voor de prestigieuze Salzburger Festspiele. En wat voor één. De regisseur maakt het heftige verhaal van Richard Strauss door zijn sublieme personenregie intens en intiem, daarbij geholpen door een voortreffelijke cast.
Nadat de Elektra van Lehnhoff in de zomer van 2010 het levenslicht had gezien in het Grosses Festspielhaus te Salzburg, repte de Frankfurter Allgemeine Zeitung over een triomf voor de regisseur. Ik kan het me goed voorstellen. De Duitser heeft een ijzersterke regie uitgedacht, die in beeld en spel het onderste uit de kan van Strauss’ heftige opera haalt.
Lehnhoffs toneelbeeld (ontworpen door Raimund Bauer) trekt je in een ommedraai de desolate wereld van Elektra binnen. Grijze, diagonaal gekantelde betonmuren met duistere vensters omringen de ‘binnenplaats’ waar Elektra rondwaant. De holen in de grond zetten haar verwildering extra kracht bij.
Tegen dit asgrauwe decor van dood en wraak ontvouwt de regisseur een sublieme personenregie. De manier waarop hij de hoofdpersonen laat acteren en vooral interacteren, is intelligent, meeslepend en ook nog eens haarfijn op Strauss’ muziek gezet. In zijn handen worden Elektra, haar zus Chrysothemis en haar moeder Klytämnestra personages met vele dimensies.
Elektra is hard, haast mannelijk, maar laat in de scènes met haar zusje ook onzekerheid en paniek zien en wordt bij het weerzien met haar broer Orest één en al afhankelijkheid en liefde. Chrysothemis is jong en opgewonden, maar ook bang als Elektra hoe langer hoe verder doordraaft. En Klytämnestra is een gekwelde vrouw, die door Lehnhoff vooral heel kwetsbaar neergezet wordt.
Eén van de hoogtepunten vind ik de confrontatie tussen Klytämnestra en Elektra. Nadat moeder haar kwellingen voor haar dochter heeft uitgestort en bij haar steun denkt te vinden, voorspelt dochter in een paar minuten bloedstollende muziek hoe moeder afgeslacht zal worden.
Erg fraai is ook het moment waarop Elektra haar broer Orest herkent. Zo lieflijk en teder: te midden van het zware, heftige operageweld van Strauss word je opeens diep ontroerd. Buitengewoon knap dat Lehnhoff in zo’n werk zo’n intimiteit weet aan te brengen.
Niets dan lof ook voor de voortreffelijke cast die Lehnhoffs regie uit de verf doet komen. Iréne Theorin speelt en zingt een aangrijpende Elektra. Ze lijkt vocaal even op gang te moeten komen, met hier en daar een uitschieter in de hoogte, maar naarmate het drama vordert, gaat ze steeds fraaier en sprekender zingen. En aldoor zijn er die priemende ogen en dat bleek geschminkte gezicht: die laten je geen moment los.
De Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek zingt een overtuigende Chrysothemis. In de hoogste regionenen van haar partij wordt ze wat schel, maar verder klinkt ze rijk en vol beleving.
Haar moeder Klytämnestra wordt intens en benauwend vertolkt door Waltraud Meier. Als je haar glorieuze stem hoort, zou je niet denken dat je naar een mezzo van 54 zit te luisteren.
René Pape is verder een wat statische maar uitstekend gestemde Orest en de Wiener Philharmoniker komt onder leiding van Daniele Gatti niets aan kracht, geweld, wraakzucht, drift, angst en gebrokenheid tekort.
Om op de triomf van Lehnhoff terug te komen: dat is het zeker. Maar niet alleen van hem. Het is de intense eenheid die regisseur, solisten en orkest samen smeden die dit een Elektra van grote klasse maakt.
Zie voor meer informatie over de uitgaven van Arthaus Musik de etalage van nieuwe Arthaus-titels op de homepage van Place de l’Opera of de website van distributeur C&S Entertainment.