Prachtopera van Bottesini herontdekt
Giovanni Bottesini was een vermaard contrabassist, dirigent en componist, maar van zijn oeuvre is in de loop der eeuw weinig op de lessenaar blijven staan. Met de eerste dvd-uitgave van Ero e Leandro heeft de Associazione Musicale Giovanni Bottesini een stap naar eerherstel gezet.
Bottesini was een tijdgenoot van bekendere heren als Giuseppe Verdi, Amilcare Ponchielli en Arrigo Boito. Hij werd geboren in 1821 en begon carrière te maken als contrabassist. Hij was zelfs zo bedreven op het zware strijkhout dat hij de ‘Paganini van de contrabas’ werd genoemd.
Als dirigent leidde Bottesini onder meer de wereldpremière van collega Verdi’s Aida in Cairo. En toen hij zijn naam gevestigd had, legde hij zich meer en meer toe op het componeren. Hij produceerde diverse opera’s, waarvan Ero e Leandro het meeste succes had.
Voor Ero e Leandro maakte Bottesini gebruik van een libretto van zijn vriend Boito, die het zelf niet op noten gezet kreeg. De opera bevat slechts drie personages. De magistraat Ariofarne is verliefd op Ero, priesteres van Venus, maar zij houdt van de jonge Leandro. Ariofarne besluit de maagd daarop te offeren. Een reddingsactie van Leandro loopt uit op zijn dood. Van de schok overlijdt ook Ero, nog voor ze geofferd kan worden.
De opera was een succes bij de wereldpremière in Turijn in 1879, met 30 achtereenvolgende voorstellingen. Daarna werd het werk echter nooit meer hernomen, tot de Associazione Musicale Giovanni Bottesini het in september 2009 in het Teatro San Domenico in Bottesini’s geboorteplaats Crema weer op de planken bracht. Deze productie is door Dynamic op dvd uitgebracht; een wereldpremière.
De opera kan mij absoluut bekoren. Vanwege het beperkte aantal rollen is het stuk theatraal ietwat statisch, maar muzikaal valt er veel te genieten. De fraaie, haast Verdiaanse koorstukken, de twee prachtige liefdesscènes tussen Ero en Leandro, de heerlijk lange melodieën en de krachtige dramatische climax aan het eind: dit is een opera die naar mijn idee kwaliteit genoeg heeft om zich in het repertoire te handhaven.
Bij de uitvoering van het Orchestra Filarmonica del Piemonte en het Coro Claudio Monteverdi heb ik gemengde gevoelens. De opnamekwaliteit is niet denderend, wat een vertekend beeld kan geven van de kwaliteit. Los van dat denk ik echter dat maestro Aldo Salvagno te weinig nuance en kleur weet te produceren. In zijn tempi zit weinig drama en de verschillende orkestsecties weten vrijwel niet tot een samenhangend klankbeeld te komen.
De solisten vind ik sterk. Roberto Scandiuzzi geeft Ariofarne met zijn diepe, sonore stem het juiste gewicht, al had hij van mij wel wat gevaarlijker en heftiger mogen klinken.
Gian Luca Pasolini ziet er niet echt uit als de jonge held Leandro, maar als hij zijn mond opendoet, blijkt hij een prima ’tenor leggiero’ te hebben. Lyrisch en sterk in de hoogte.
Sopraan Veronique Mercier zingt de rol van Ero. Haar dramatische frasering en timing leveren een aantal prachtige solo’s op. In de hoogte vind ik haar wat ijl klinken, maar verder geeft ze een sterke vertolking.
De regie van Lauro Borello en Gregorio Zurla heeft niet zoveel om het lijf. De decors zijn eenvoudig en het acteerwerk voor de hand liggend. Maar als liefhebber van rariteiten neem je dat, net als de matige orkestrale invulling, wel voor lief.