CD-recensies

Tenorengeweld in onbekende Rossini

Gioacchino Rossini schreef maar weinig serieuze opera’s. Ze zijn dan ook niet zo bekend. Ermione uit 1819 helemaal niet. Maar het is een prachtig werk. Zeker als het uitgevoerd wordt door zo’n overtuigende cast als in de versie van het Rossini Opera Festival, pas op dvd uitgebracht.

dynamic2033609Rossini schreef Ermione in een periode waarin hij zeer productief was. In twee jaar tijd werden zeven opera’s van hem op het toneel gebracht.

Ermione was een flop en verdween (bijna) voorgoed in een stoffige hoek. Ware het niet dat enkele liefhebbers het stuk herontdekten en in 1977 voor het eerst weer opvoerden, in concertante vorm in Siena.

Dat prille tweede leven kreeg een groeistuip toen een sterrencast met onder andere Montserrat Caballé en Marilyn Horne het stuk in 1987 voor het eerst weer geënsceneerd op het toneel zetten.

In augustus 2008 was het de beurt aan het Rossini Opera Festival in Pesaro om het werk weer op te voeren. Dat gebeurde met het orkest van het Teatro Comunale di Bologna onder leiding van Roberto Abbado (neef van). De regisseur was zijn neef Daniele Abbado (de zoon van). Dynamic bracht het uit op dvd.

Het is een tamelijk ‘onbeweegbare’ opera, met veel ‘inkijkjes’ in de gedachten van de personages, waardoor het spel stilvalt. Centraal staat de Griekse Ermione. Ze heeft de hand toegezegd gekregen van Pirro, maar die is verliefd geworden op de gevangen genomen Andromache, een Trojaanse weduwe.

Een dergelijke relatie zou ook politiek grote gevolgen hebben, maar Pirro blijft zijn hart trouw. Tot verdriet van Ermione. Ze wordt verscheurd door liefde, hartzeer en ook wraakgevoelens. Uiteindelijk gaat ze daaraan ten onder, nadat Oreste (een Griek die verliefd op haar is) Pirro voor haar heeft gedood.

Misschien komt het doordat Rossini een onverwoestbaar imago als komische componist heeft, maar je blijft ook in dit dramatische stuk regelmatig zijn lichte, speelse stijl horen. Niettemin zit het ook vol dramatiek. En vooral: vol vocale schoonheid.

Want het spel – en ook de regie van Abbado – mogen dan een beetje saai zijn, muzikaal is het verrukkelijk. Het opvallendste is het (hoge, heel hoge) tenorengeweld waar Rossini zich van bedient. Daardoor ontstaat precies de harde mannencultuur waarin Ermione verwikkeld is en heerst er voortdurend een gespannen sfeer.

Gregory Kunde (Pirro) en Antonino Siragusa (Oreste) hebben de zware taak de vele keihoge noten van de componist te laten klinken. Ze doen dat bekoorlijk. Kunde is niet altijd even wendbaar, maar blijft de volle opera lang overtuigend in zijn helse partij. Sterker nog, juist als hij ver boven de notenbalk uitriekt, zijn zijn versieringen op hun best.

Siragusa steelt de harten van het publiek met zijn indrukwekkend staaltje belcanto. Zijn stem is een beetje scherp, soms zelfs agressief, maar enorm flexibel en voor geen hoogte bang. Zijn kale, glimmende kop geeft hem daarbij een heldentype.

Aan de vrouwelijke zijde is de zang niet van minder niveau. Marianna Pizzolato is een donkere, diepe Andromaca en zingt even gemakkelijk fluwelen noten als rappe coloraturen.

Naarmate de opera vordert komt ook Sonia Ganassi als Ermione steeds meer uit de verf. Ze bereikt in de spetterende Rossini-finale een intensiteit van heb ik jou daar. Haar verscheurd hart ligt op haar tong en uit zich met druipende dramatiek.

Rossini hield zich bij de kleinere rollen allerminst in, maar ook daar is goed gecast. Vooral bas Nicola Ulivieri is knap als Fenicio.

De enige die wat uit de toon valt is Ferdinand von Bothmer als Pilade. Met zijn stem is niets mis, maar zijn partij is, letterlijk, te hoog gegrepen. Hij krijgt net als de andere tenoren een reeks hemelknallen voor de kiezen, waar hij slechts heel geknepen bij weet te komen.

Roberto Abbado toont grote klasse op de bok. Hij dirigeert het orkest uit Bologna fantastisch. Er is werkelijk geen dooie noot bij. Met dank natuurlijk ook aan de orkestleden.

Neef Daniele valt daarbij wat uit de toon. Hij bedient zich van een mooi flexibel decor, maar weet daarmee toch weinig dynamiek en diepgang op het toneel te brengen. Dat hij het stuk in een soort nazi-militaire omgeving plaatst, voegt ook weinig toe.

Maar ach, maakt het wat uit? De zang staat prominent op het podium, en dat is ruimschoots voldoende.

Vorig artikel

Calixto Bieito: ‘Alles kan’

Volgend artikel

Het augenkitzelhuis

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.