Gerhaher zingt Mahlers orkestliederen
Lieder eines Fahrenden Gesellen, Kindertotenlieder, Rückert-Lieder: voor zijn nieuwe cd voor Sony heeft bariton Christian Gerhaher flink wat Mahler-repertoire uit de kast gehaald. Het resultaat is helaas niet zo overtuigend.
Geen gevaarlijker dingen dan cd-opnames. Een live-uitvoering kan nog lang in je oren blijven echoën, maar wat ervan overblijft is niet meer dan de zoete (of juist niet) herinneringen. Een cd, zeker één waar je aan gehecht bent, draai je telkens weer, tot die zich in je ziel heeft gegroefd. En dan wil je het niet meer anders horen.
Vanwaar deze introductie? Omdat ik, hoe hard ik het ook probeer, niet warm kan lopen voor de nieuwe opname van Christian Gerhaher. Ik kan zijn ‘über-serieuze’ aanpak niet echt waarderen, net zo min als zijn overdreven articulatie. Ik hoor een dominee die alleen maar dood en verderf predikt.
Nu zijn de Mahler-liederen die hij zingt ook niet echt “zonnetjes in huis”, maar zo zwaar op de hand heb ik ze eigenlijk nog nooit gehoord. Het is nooit leuk om verlaten te worden door je geliefde, laat staan je kind te verliezen, maar stilte kan schrijnender zijn dan schreeuwen.
Gerhaher is ontegenzeggelijk een zeer goede zanger, wellicht zelfs één van de besten van zijn generatie. Hij is ook buitengewoon intelligent, maar misschien ligt juist daar het probleem? Misschien moet je meer op je gevoel afgaan en minder op je verstand?
In de lyrische passages weet hij mij soms even te overtuigen – tenminste, zolang hij zich een beetje gedeisd houdt. Helaas. Het duurt nooit lang eer het weer tot een uitbarsting komt.
Er is ook iets in zijn manier van zingen wat mij tegenstaat. Hij trekt een toon omhoog, houdt hem net niet vast en rolt dan naar beneden, naar de diepere regionen, waar het hem aan kracht ontbreekt. Persoonlijk vind ik zijn laagte gewoon niet goed, niet diep genoeg.
Ik moest vaak aan de bijna smekende toon van Hermann Prey denken, aan dat diepe verdriet dat, zonder dat hij zijn stem ervoor moest verheffen, voelbaar was tot in je tenen. En aan Thomas Hampson, die je in ‘Um Mitternacht’ (Rückert-Lieder) deed geloven dat hij daar daadwerkelijk zat, bij het open raam, starend naar de sterrenloze hemel. Zijn zachte stem, geholpen door de weergaloze steun van Bernstein met de Wiener Philharmoniker, deed pijn, heel erg pijn…
Kent Nagano is geen Bernstein en ook geen Haitink. Hij dirigeert goed en betrokken, maar het wil nergens beklijven. In tegenstelling tot zijn solist blijft hij netjes, een beetje op de achtergrond. Ik mis de klemtonen, de accenten, de uitgesponnen passagio’s.
Aan de andere kant: als óók hij zich had laten gaan, dan hadden we ons zorgen moeten maken om het welzijn van moeder aarde, want een tornado of een aardbeving is tegenwoordig zo veroorzaakt.
Hermann Prey, Thomas Hampson, Thomas Allen of zelfs Sara Mingardo – waar zijn jullie?