Storende regie bederft Siegfried
Het Deutsches Nationaltheater Weimar zette tussen 2006 en 2008 de volledige Ring des Nibelungen van Richard Wagner op dvd. Deel drie van de cyclus, Siegfried, is weinig aan. De regisseur vindt zichzelf vooral heel belangrijk en de zang ontstijgt het niveau van de middelmaat maar mondjesmaat.
Het Ring-project van het theater van Weimar is zowel volledig als in aparte delen te verkrijgen bij Arthaus Musik. Siegfried werd in 2008 live opgenomen, met de Staatskapelle Weimar in de bak en Carl St. Clair op de bok.
Helaas moest er ook een regisseur aan te pas komen. Michael Schulz in dit geval. Een voorbeeld van wat ik noem een ‘moderndoener om het modern doen’. Bij hem is Siegfried een boerenkleuter, Mime een omaatje met smetvrees (inclusief omakarretje en bloemenjurk), Der Wanderer een foute mafiabaas en Fafner een sumoworstelaar die de meest ranzige vetrollen aller tijden heeft.
En dat is nog maar een kleine handgreep uit de dwaasheden die Schulz op het toneel brengt. Zo vergalt hij de slotscène tussen Siegfried en Brünnhilde, die nog zo veelbelovend begon, door een stel exact op elkaar lijkende serveersters een megatafel te laten dekken. Een onzinnige verstoring van wat een spannende, intieme dialoog leek te worden.
Ongetwijfeld zit overal een reden achter, een bepaalde symboliek, maar voor het resultaat maakt dat niet uit. Door al de rare dingen die er op het toneel gebeuren, zet de regisseur zichzelf op de voorgrond, terwijl het verhaal naar de achtergrond verdwijnt. Telkens word je geconfronteerd met de volgende losse flodder uit de koker van Schulz.
Blijkbaar is het sommige regisseurs te veel gevraagd om gewoon een verhaal te vertellen, met geloofwaardige personages, spanning, diepgang en samenhang. Schulz brengt Siegfried niet als zo’n volwassen verhaal – het lijkt een stuk opgebouwd uit allerlei losse ingevingen. Zogenaamd komische ingevingen, want de enscenering komt nog het dichtste in de buurt van een parodie, een komedie. Maar dat werkt gewoon niet bij Wagner. Wagner ís niet grappig.
Van Hall’s gehele performance is erg sterk en symphatiek
Hoe dan ook, soms kunnen de prestaties van de solisten de schade die de regisseur aanricht nog enigszins herstellen. Maar ook dat valt tegen. Tomas Möwes is een irritante Wanderer. Zijn uitstraling is perfect, maar zijn stem zwabbert als een kroegganger die tegen het ochtendgloren naar huis fietst. Soms lijkt hij wel een sirene.
Frieder Aurich is ook lang niet altijd fraai als Mime. Hij acteert zonder meer goed, maar soms lijkt het alsof hij zijn karakter vocaal wil uitdrukken door lelijk en geknepen te gaan zingen. Gelukkig kent hij ook betere momenten.
Verder komt het vocaal vooral aan op Johnny van Hall als Siegfried. Hij zingt beheerst, met een vrij licht, lyrisch timbre. Hij uit heel geloofwaardig zijn gevoelens en acteert schitterend. Even los van het zwakzinnige karakter dat Schulz hem geeft, is zijn gehele performance erg sterk en sympathiek.
Aan het einde van de voorstelling wordt hij wat onrustiger in zijn zang, maar dat is begrijpelijk gezien de zwaarte van zijn partij. Bovendien heeft hij dan gezelschap van Catherine Foster als Brünnhilde, die met haar bekoorlijke prestatie zorgt dat de muzikale kwaliteit gehandhaafd blijft.
Fafner wordt mooi zwaar en loom gezongen door Hidekazu Tsumaya en op Mario Hoff als Alberich is weinig aan te merken. Ook het orkest laat mooie dingen horen, al is de orkestmuziek soms vrij zacht opgenomen in verhouding tot de zang.
De positieve muzikale aspecten zijn echter niet meer dan onbedorven krenten in een bedorven pap. Met zo’n zwakke, moderne regie is het een zware, hele zware opgave om ruim vier uur Wagner uit te zitten.