Boesch verrast met Schwanengesang
Florian Boesch behoort tot de jonge generatie zangers die het lied nieuw leven heeft ingeblazen. Of beter gezegd: ander leven. Op zijn nieuwste cd geeft de Oostenrijkse bariton een indrukwekkende interpretatie van Schuberts Schwanengesang.
Boesch’ stem is minder smeuïg dan die van Hermann Prey en zijn dictie minder nadrukkelijk dan die van Dietrich Fischer-Dieskau. Hij wekt ook niet de indruk dat het bij hem een kwestie van leven of dood is, zoals bij Christian Gerhaher. Maar zijn timbre is zo individueel dat je hem na één keer horen nooit meer vergeet. Hoeveel zangers hebben dat nog?
Ook zijn lyriek kan niet genoeg geprezen worden. Soms voelt het als wiegen, zo geruststellend. Het mooist vind ik zijn stem in het lage register, daar klinkt zijn warme en donkere bariton nog kruidiger.
Boesch is en blijft ook een echte ‘storyteller’, die mij keer op keer weet te verrassen met een andere kijk op dingen die vaststonden of ingeburgerd waren. Niet dat hij revoluties ontketent, maar soms brengt hij je wereldbeeld toch even aan het wankelen.
Op zijn nieuwste recital-cd zingt hij de cyclus Schwanengesang van Schubert. Hij heeft de gebruikelijke volgorde veranderd. Zo begint hij met de lyrische en liefdevolle ‘Rellstab-Lieder’ om via Goethe en zijn ‘Gesänge des Harfners’ bij Heine te belanden. Niet gebruikelijk, wel logisch.
Boesch vertelt zijn verhaal op een rustige en ingetogen toon. Je hoort als het ware het “er was eens…” aan het begin. Nergens is hij ‘dwingend’, maar hij zingt zo boeiend dat je je oren ongewild spitst om maar niets te hoeven missen.
Naarmate zijn vertelling vordert, begint zijn ‘sprookje’ steeds grimmiger te worden. Bij ‘Der Atlas’ aangekomen laat hij al zijn opgekropte emoties los. Indrukwekkend.
In de onvolprezen pianist Malcolm Martineau heeft Boesch zijn maatje, zijn ’tweede ik’ gevonden. De zanger en de pianist zijn samen het toonbeeld van hoe volkomen eenheid kan klinken.