Koningsberger, Oliemans en Dichterliebe
Twee nieuwe uitgaven van Dichterliebe van Schumann, gezongen door twee Nederlandse zangers: dat schreeuwt om vergelijking. Maar makkelijker gezegd dan gedaan, want de cd’s van Maarten Koningsberger en Thomas Oliemans zijn twee totaal verschillende producten.
Waar zit ‘m het verschil in? Deels in de begeleiding: Koningsberger wordt begeleid door het Matangi Quartet, Oliemans door Paolo Giacometti op de fortepiano. Het zit hem echter ook in de zangers zelf. Daar waar de één voor een meer lyrische aanpak gaat (Oliemans), kiest de ander voor onverbloemde boosheid (Koningsberger).
Koningsberger moet het tegenwoordig meer van zijn voordracht dan van pure stemschoonheid hebben. Niet altijd een euvel, maar toch… Ook met Oliemans ben ik niet overdreven gelukkig. Waar het aan ligt, weet ik niet, maar hij klinkt minder lyrisch dan ik van hem gewend ben.
Af en toe doet Oliemans aan overacting, wat in sommige liederen weliswaar goed uitpakt (in ‘Ein Jüngling liebt ein Mädchen’ bijvoorbeeld) maar in andere weer niet. Oliemans’ versie van ‘Ich grolle nicht’, gezongen met hoorbaar ingehouden woede, komt daarentegen zeer schrijnend over. Prachtig!
Bij Koningsberger klinkt hetzelfde lied vooral agressief, wat waarschijnlijk ook op het conto van de begeleiding kan worden geschreven. Maar ook in ‘Ein Jüngling liebt ein Mädchen’ vind ik zijn woede overtrokken. Het contrast met het daaropvolgende ‘Am leuchtenden Sommermorgen’ en ‘Ich hab’ im Traum geweinet’ is te groot: opeens lijkt alles stil te staan. Zo langzaam gezongen heb ik de liederen ook nog nooit gehoord; het voelt alsof de noten uit elkaar worden getrokken. Bij Oliemans, die ook een langzaam tempo neemt, slaat de ontroering wel toe.
Het aanvullende programma van Oliemans – de Sechs Gesänge (opus 89) en de Sechs Gedichte und Requiem (opus 90) – kan me niet echt bekoren; ik vind de liederen saai. Met de ‘opvulling’ van zijn cd scoort Koningsberger beter. Liederkreis kan natuurlijk niet stuk en Koningsbergers uitvoering van Der arme Peter is zeer verrassend. Maar na ongeveer een uur Koningsbergers/Matangi’s woede te hebben gehoord, klinkt Oliemans/Giacometti’s verdriet toch als een oase van rust.
Beide baritons beschikken over een zeer eigen en herkenbaar geluid. Beiden zijn ook echte verhalenvertellers, waarbij Oliemans zich meer op de muziek en Koninsberger zich meer op de tekst lijkt te concentreren. Maar elke vergelijking gaat uiteindelijk mank: door de andere benadering en het enorme verschil in begeleiding heb je met twee heel verschillende werken te maken.
De begeleiding van Paolo Giacometti stelt mij een beetje teleur. Zou het aan het instrument kunnen liggen? Geen idee hoe de fortepiano’s in de oren van Schumann en zijn tijdgenoten klonken, maar ik ervaar het instrument als kil en onpersoonlijk.
Bij de opname met het Matangi Quartet merk je een enorme verbondenheid tussen de bariton en het kwartet. Ze voelen elkaar goed aan en vormen dan ook een absolute eenheid.
Hieronder een kijkje achter de schermen bij de opname van Oliemans en Giacometti: