CD-recensies

Polnische Hochzeit: een heerlijke operette

Trek in operette? De nieuwe opname van Polnische Hochzeit is van harte aan te bevelen. Het heerlijke werk van Joseph Beer komt in handen van hoofdrolspelers Nikolai Schukoff en Martina Rüping helemaal tot zijn recht.

Polnische Hochzeit“In der Heimat blüh’n die Rosen – nicht für mich den Heimatlosen”, zingt graaf Boleslav in zijn eerste aria in Polnische Hochzeit. Het had net zo goed uit de biografie van de componist kunnen komen.

Joseph Beer werd in 1908 geboren in Lemberg (Lwów, Lviv), wat toen nog bij het Oostenrijks-Hongaarse rijk hoorde, maar tien jaar later één van de belangrijkste steden werd in het herrezen Polen. Beer studeerde in Wenen en na de Anschluss vluchtte naar hij naar Frankrijk. Tot zijn dood in 1987 woonde hij in Nice.

Polnische Hochzeit is een heerlijke operette in de rijke Weense traditie. Je hoort er flarden Emmerich Kálmán en Paul Abraham (Victoria und ihr Husar!) in, maar de partituur is ook gelardeerd met Poolse volksdansen en Joodse melodieën. Daarnaast ontbreekt de in die tijd veelgebruikte jazz niet: het duet ‘Katzenaugen’ is een onvervalste charleston. Wat Polnische Hochzeit onderscheidt, is het patriottistische karakter: het verhaal speelt zich af in 1830, in het door de Russen bezette Polen.

Het verhaal is des operette: de jeugdgeliefden Boleslav en Jadja komen elkaar weer tegen als Boleslav naar zijn vaderland terugkeert. Jadja is aan Boleslavs rijke oom Staschek beloofd, maar de slimme meid Suze (een soort vrouwelijke Figaro) weet de boel tot een goed einde te brengen.

Nikolai Schukoff kom ik steeds vaker tegen in (vergeten) operettes en dat maakt me blij. Zijn tenor is er zeer geschikt voor. Veel meer dan voor het Wagner-repertoire, dat kleine littekens op zijn stem heeft achtergelaten. Erg is het niet. Hij heeft gewoon wat tijd nodig om op te warmen (de opname is live). In de mazurka ‘Polenland mein Heimatland’ is hij helemaal op dreef en laat hij een paar stralende hoge noten horen. Heel bijzonder is ook zijn gevoel voor ritme, waar hij goed bij geholpen wordt door dirigent Ulf Schirmer. Voor de smachtende manier waarop hij ‘Du bist meine große Liebe’ zingt, zou zelfs Nicolai Gedda zich niet hoeven te schamen.

Martina Rüping is een heerlijke Jadja. Ze zingt ‘Wenn die Mädel zu Mazurka gehen’ met warme sopraan en melancholische ondertonen, en weet me daarmee zeer te ontroeren. En wat een mooi nummer is het! Net als het duet ‘Herz an Herz’ trouwens. Smullen!

Michael Kupfer-Radecky imponeert als graaf Staschek en Susanne Bernhard is een verrukkelijke Suze.

Vorig artikel

TechTrip Festival verkent toekomst opera

Volgend artikel

Opera in de media: week 48

De auteur

Basia Jaworski

Basia Jaworski