CD-recensies

Audi’s Gurre-Lieder uitgebracht op dvd

In september 2014 opende De Nationale Opera zijn seizoen met een geheel geënsceneerde uitvoering van Schönbergs Gurre-Lieder, als zodanig een wereldpremière. De opname die hiervan werd gemaakt is recent verschenen op Blu-ray en dvd.

Gurre-Lieder AudiArnold Schönberg schreef voor zijn Gurre-Lieder een massale bezetting voor. Naar verluidt waren bij de première van deze cantate in 1913 maar liefst 757 musici betrokken. Bij De Nationale Opera hield men de opzet wat bescheidener, met naast het Nederlands Philharmonisch Orkest en het koor van de opera een extra koor uit Duitsland, het Kammerchor des Chorforum Essen. Naast een besparing op de kosten speelde hier natuurlijk ook het gebrek aan ruimte mee. In een concertzaal kun je extra koren overal en nergens kwijt, op een toneel niet. Sowieso ligt de nadruk op een groot volume vooral in het slotkoor en dan staat het toneel ook behoorlijk vol.

Schönbergs muziek klink mij onbeschaamd negentiende-eeuws in de oren. Tijdens het afspelen van de opname bedacht ik dat hij zomaar een tweede Wagner had kunnen worden, als hij in dit idioom was blijven componeren en zich op het schrijven van opera’s had toegelegd. Zoals bekend ging Schönberg een andere kant op en zag hij zijn meesterwerk Gurre-Lieder als een gepasseerd station, een jeugdzonde bijna. Het stoorde hem dat hij uitgerekend om dit werk zo werd geprezen. De vergelijking met Wagner en diens moeizame relatie met zijn vroege werk Rienzi dringt zich op.

Audi en zijn team – laat ik deze keer vooral Jean Kalman even uitlichten, die zoals zo vaak bij Audi’s producties verantwoordelijk was voor het licht – hebben een groots toneelbeeld gecreëerd, dat een rijke schakering aan beelden mogelijk maakt. En daar is de filmopname nu eens in het voordeel boven het theater.

Geen levensgroot ingezoomde hoofden, maar fraaie close-ups van situaties bepalen het eerste deel, waarin Waldemar en Tove hun liefde en onvermijdelijke afscheid beleven. Als kijker word je nu niet afgeleid door het feit dat hun liefdesprieeltje in werkelijkheid bijna verdrinkt in wat nog het meeste lijkt op een verlaten fabriekshal.

Als Tove vertrekt, is duidelijk te zien dat haar mantel de vorm heeft van een verenkleed. Zij verbeeldt de duif die volgens de daarna optredende Waldtaube – met grote vleugels en geheel in het zwart synoniem met een doodsengel – door de valk van de koningin is gegrepen. Dat haar einde, en dus ook de liefdesrelatie met Waldemar, nadert, wordt na haar afscheid fraai weergegeven door een boom in het liefdesnest, die als op commando haar blaadjes verliest.

Mooi beeld ook is dat van Klaus Narr, die vrijwel voortdurend op het toneel aanwezig is, getooid met een helwitte, lichtgevende ballon die hem permanent belicht. Hij is dan wel een nar, maar weet dat van zichzelf en in die zin is hij ‘verlicht’.

Scenisch is er in het middendeel niet heel veel te beleven, totdat een soldatenkoor kortstondig het toneel in bezit neemt. Dan kabbelt het verder tot het overweldigende slotkoor waarmee het stuk eindigt.

Burkhard Fritz is een bijna perfecte Waldemar. Hij heeft de rol geheel geïnternaliseerd. Bij de vrouwen gaat mijn voorkeur uit naar de Waldtaube van de Zweedse mezzo Anna Larsson, een mooie, gedragen vertolking, het vocale hoogtepunt van het stuk. Van Emily Magee als Tove valt op dat ze wel erg vaak kijkt alsof ze zich afvraagt: wat gaat er nu weer gebeuren? Overigens wel mooi gezongen, maar wat afstandelijk.

Sunnyi Melles als de verteller concentreert zich erg op haar tekst en klinkt geforceerd, zelfs schreeuwerig. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat ze dit uit zichzelf zo doet – minpuntje in de regie wat mij betreft. De beide heren Wolfgang Ablinger-Sperrhacke (Klaus Narr) en Markus Marquardt (Bauer) vertolken hun rollen met verve. Klaus Narr wordt daarbij flink geholpen door zijn kostuum, inclusief die onafscheidelijke ballon.

Marc Albrecht laat zijn Nederlands Philharmonisch Orkest welluidend spelen, met prachtige wagneriaanse momenten. Verder geeft hij voorbeeldig leiding aan het grote ensemble, geen geringe prestatie. Albrecht wilde dit werk heel graag eens dirigeren en Audi wilde het al jaren als ‘opera’ op het toneel brengen. Beide heren zijn uitstekend in hun opzicht geslaagd.

Komend seizoen wordt deze productie door De Nationale Opera hernomen in exact dezelfde bezetting. De besproken opname is dus niet slechts een herinnering aan een groots evenement, maar kan tevens dienen als voorbereiding op een weerzien in het theater. In alle opzichten een geslaagd initiatief van Opus Arte om deze opname nu op de markt te brengen.

Vorig artikel

Royal Opera presenteert bioscoopseizoen

Volgend artikel

Juan Diego Flórez zingt delicate Werther

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

2Reacties

  1. Leen Roetman
    5 april 2017 at 20:00

    Ik heb de DVD thuis bekeken. Ik vind het een prachtige productie met een fascinerend gothic bühnebeeld. De aanpak van Audi met die vervreemdende elementen bevalt mij. Prachtig orkestspel! En inderdaad zijn situaties goed in beeld zijn gebracht. Maar dat gaf mij geen andere ervaring dan in het theater.
    Ik heb wel gemerkt dat ik de muziek hoewel schitterend en prachtige klanken na herbeluistering niet zo ‘onuitputtelijk’ vind. In dat opzicht gaat de vergelijking met Wagner, door Peter aangestipt, voor mij niet op.

  2. Stefan Caprasse
    6 april 2017 at 12:03

    De Gurre-lieder blijft toch ook één van mijn lievelingswerken. Voor mij gaat de vergelijking met Wagner wel op en naar het einde toe wordt het ‘na-Wagneriaans moderner’…
    Ik zag destijds deze produktie op TV. De esthetiek ervan is niet helemaal mijn ding (puur persoonlijke smaak) hoe mooi ik andere ensceneringen van Audi ook vind…
    Maar goed voor U, Leen, dat U zo van deze produktie kunt genieten.
    En alleszins repect voor de realisatie!