Davidsen zingt Wagner en Strauss op eerste cd
De veelbelovende sopraan Lise Davidsen zingt op haar debuutalbum bij Decca repertoire van Wagner en Strauss. Het unieke van haar stem komt bij vlagen voor het voetlicht, maar de ware Davidsen hoor je niet.
Sinds ze in 2015 succes boekte op een aantal prestigieuze concoursen kun je niet meer om de Noorse sopraan Lise Davidsen heen. Ze won dat jaar Operalia en oogstte tijdens het Belvedere-concours in Amsterdam veel lof met haar vertolking van ‘Dich teure Halle’ uit Tannhäuser, wat haar onder meer de persprijs opleverde en een ticket voor haar debuut bij De Nationale Opera (iets wat nog steeds ingevuld moet worden).
Recent zong Davidsen voor het eerst weer in Nederland. Bij de Operadagen Rotterdam soleerde ze in de eerste akte van Die Walküre. In die voorstelling kon je de ware omvang van haar kunnen horen. Davidsen heeft een stem die je maar zelden voorbij hoort komen.
Naast mij zat iemand uit Londen, die Birgit Nilsson regelmatig heeft horen zingen. Diegene memoreerde dat Lise Davidsen een grootser en indrukwekkender stem heeft dan deze legendarische sopraan en daarmee haar ware opvolgster is. Naar mijn idee treedt Davidsen eerder in de voetsporen van haar Noorse voorgangster Kirsten Flagstad. Met de juiste begeleiding kan ze uitgroeien tot de grootste Wagnersopraan van de 21ste eeuw.
Het debuutalbum van Lise Davidsen (met de Philharmonia Orchestra onder leiding van Esa-Pekka Salonen) is verschenen bij hetzelfde label als waar Flagstad onder contract stond, Decca. Je zou denken dat zij als geen ander weten hoe je ‘larger than life’-stemmen moet opnemen, maar het tegendeel is waar. De cd laat wederom horen hoe moeilijk het is. Om de ware Davidsen te ontdekken, moet je haar toch echt live horen.
Het album is voor mij ietwat vreemd opgebouwd. We vangen niet geheel onlogisch aan met ‘Dich teure Halle’. Deze aria, waarin Elisabeth de wereld groet, is een geliefd stuk op concoursen. Bovendien debuteerde Davidsen deze zomer met de rol van Elisabeth bij de Bayreuther Festspiele. Op de cd klinkt de aria overtuigend.
Het tweede stuk op de cd is de veel fijnbesnaardere solo ‘Allmächt’ge Jungfrau’ uit dezelfde opera. De vertolking hiervan kon mij niet boeien. De muziek vloeit niet en Davidsens toonproductie is onverbiddelijk. Het onzekere dat deze aria in zich heeft, komt niet uit de verf.
De rest van het album is gewijd aan Richard Strauss. Naast de Vier letzte Lieder klinken bekende en minder bekende liederen, plus de aria ‘Es gibt ein Reich’ uit Ariadne auf Naxos. Die monoloog klinkt aan de ruwe kant. Soms zet Davidsen haar stem vibratoloos aan, om helemaal aan het einde van de toon alsnog wat vibrato toe te voegen. Nu ben ik geen voorstander van overmatig vibrato (sterker nog: tremolo, dat vaak verward wordt met overmatig vibrato, is naar mijn idee het ergste in de hedendaagse operacultuur), maar Strauss zonder enig vibrato is wat uitdagend om te horen. In de zaal is Davidsens zangtechniek bovengemiddeld indrukwekkend, maar op de cd ervaar ik dat op een totaal andere manier.
Hetzelfde geldt voor de Vier letzte Lieder. Deze liederen behoeven naar mijn idee geen introductie. Menig sopraan heeft ze opgenomen; Flagstad als eerste. In het eerste lied ‘Frühling’ is het altijd lastig om een goede balans te vinden, maar Davidsen weet haar robuuste stem goed te gebruiken. Vol pit overwint ze het lied. In de drie liederen daarna, die wat fijner zijn, werkt haar grote instrument juist weer tegen haar. De liederen blijven echter prachtig en de uitvoering is zeer zeker de moeite waard. Maar als ik een opname van deze cyclus zou moeten kiezen, zou ik toch liever naar oudere, vertrouwde registraties grijpen.
Vooropgesteld blijft dat Davidsen een gouden toekomst tegemoet gaat!