De gestage opgang van een toptenor
Piotr Beczala verving afgelopen zaterdag (7/2) Rolando Villazon als Edgardo in Lucia di Lammermoor. Voor velen is de Pool misschien nog een onbekende naam, maar zijn ster is al een tijdje rijzende. Getuige bijvoorbeeld zijn eerste solo-cd bij Orfeo.
Het is niet zo dat de tenoren (en niet alleen de tenoren) plotseling uit de hemel komen vallen, al lijkt het soms van wel. Een stem moet groeien, rijpen, ervaring opdoen, repertoire opbouwen… Slowly, slowly… alleen dan kom je er. En – nog belangrijker – je blijft er.
De ‘stertenor’ Rolando Villazon betaalt nu een zeer hoge prijs voor zijn ongeduld en zijn onnozele gedrag. Na een zeer lauw ontvangen première van Lucia di Lammermoor in de Met moest hij verdere uitvoeringen afzeggen, officieel wegens ziekte. Voor de live HD uitzending in de bioscopen (afgelopen zaterdag, 7/2) werd hij vervangen door de Poolse Piotr Beczala, die de rol van Edgardo eerder dit seizoen al met grote bijval heeft gezongen.
Een ‘overnight star’ noemde Natalie Dessay hem in haar aankondiging. Daar leek het ook op, want bij het grote publiek die zijn operasterren alleen van met veel tamtam en groot reclamegeld uitgebrachte cd’s kent, was hij tot gisteren totaal onbekend. Maar de echte operakenners wisten wel beter, want Beczala gaat al heel wat jaartjes mee.
Hij begon als ensemblelid van de Züricher opera, waar hij heel wat prachtige rollen heeft gezongen, waarvan velen op dvd zijn verschenen. Zijn Duca in Rigoletto en Alfredo in La Traviata zijn bijvoorbeeld niet te versmaden!
Voordat hij zijn debuut maakte in onder meer Salzburg, Covent Garden, San Francisco en de Met heeft hij ook in Amsterdam gezongen. Drie keer maar liefst. In Krol Roger van Szymanowski (de Herder), Onegin (Lenski) en La Bohème (Rodolfo).
Beczala beschikt over een pracht van een lyrische tenor, met een knik en een traan, en zijn ietwat ouderwets timbre roept reminiscenties op van een Wunderlich, Gedda of zelfs Kiepura. Hij lijkt een beetje op een vooroorlogs filmamant en beschikt over een meer dan gewoon acteertalent, wat tegenwoordig niet onbelangrijk is.
Toch bleven de contracten met platenfirma’s uit, wat misschien ook goed voor hem was; zo kon de Pool zich in alle rust (nou ja, rust, in ieder geval zonder lawaaierige reclamecampagnes) ontwikkelen tot wat hij nu, op zijn 42ste, is geworden: één van de beste lyrische tenors in de wereld.
Vorig jaar nam hij zijn eerste solorecital op bij Orfeo en daar ben ik zeer enthousiast over. De cd draagt de aansprekende titel Salut!, naar de aria uit Gounod’s Faust, één van zijn glansrollen. Naast de bekende en minder bekende aria’s (onder meer uit Iris van Mascagni en La Bohème van Leoncavallo) bevat de cd ook totaal onbekende stof. Heeft u ooit van Les Dragons de Villars van Maillart of Maitre Patelin van Bazin gehoord? Zeer aanbevolen!