Janáček in Zürich: Aus einem Totenclub
De laatste première van het operaseizoen in Zürich is zware kost. Het duo Ingo Metzmacher en Peter Konwitschny heeft Janáčeks laatste opera Aus einem Totenhaus op het toneel gezet. Een zware, spannende theateravond, die laat zien dat Siberië helemaal niet zo ver weg ligt.
‘Amarus in fundo’: de laatste première in Zürich is allesbehalve een lichte, zomerse theateravond. Een feitelijk, gedesillusioneerd realisme is de substantie waar Aus einem Totenhaus, het laatste werk van Janáček, van gemaakt is.
De donkere kanten van de mensheid en de maatschappij zijn in Aus einem Totenhaus genadeloos in tekst en muziek vervat. Hoop en melodie liggen buiten deze donkere cirkel. Het is daarom geen gemakkelijke opgave dit werk zo te presenteren dat de kernboodschap ook bij een geciviliseerd en democratisch publiek als het Zwitserse overkomt.
De ensceneringen van Peter Konwitschny – die in de kern allemaal voortkomen uit één en hetzelfde streven naar levendig, maatschappijkritisch theater – zijn altijd onberekenbaar. De ene keer zit hij er flink naast, de andere keer slaagt hij erin een onbetwistbaar kunstwerk neer te zetten.
Het strafkamp in Siberië en het hopeloze bestaan van zijn bewoners is een beeld van een bodemloos pessimisme over de natuur van de mens en zijn maatschappij. Omdat Dostojevski wellicht te ver van ons afstaat, heeft Konwitschny de scène slim genoeg naar Zwitserland verplaatst. Naar Zürich. Dat laat ons de enorme projectie van verkeersknooppunt Bellevue zien tijdens de muzikale introductie.
Het verhaal speelt zich af in een soort privéclub. De mannen dragen allen smokings. Veel alcohol, drugs, lapdance en wapens completeren het beeld van wat een Russische maffia-clan zou kunnen zijn. Dat de pantomime in de tweede akte zeer seksistisch uitpakt, zal niemand vandaag de dag choqueren. Is de Playboy Club in Londen niet net weer nieuw geopend?
Macht, geweld en onderdrukking van menselijke gevoelens horen duidelijk in zo’n milieu thuis. Net als de gevangenen in Siberië lijden tegenwoordig ongetwijfeld vele mensen in het westen onder onvermijdelijke sociale dwang, die de ontwikkeling van persoonlijke gevoelens (in het stuk door de arend gesymboliseerd) onmogelijk maken. Een thema, consequent en genadeloos uitgewerkt, dat de actualiteit van de opera duidelijk maakt.
Hoewel niet precies uit Siberië, komen de meeste zangers van achter het voormalige ijzeren gordijn. Bijna allemaal zijn of waren ze lid van de International Opernstudio of maken ze deel uit van het ensemble van het operahuis. In die zin is de uitvoering een soort ‘expeditie’ naar de artistieke grenzen van de beschikbare ensembles. En een voltreffer!
Grandioos is de muzikale leiding van Ingo Metzmacher. Bij werken uit de twintigste eeuw is hij simpelweg helemaal in zijn element. Zijn weergave van de breekbare, ondoorgrondelijke partituur is precies, benadrukt en staat continu onder hoogspanning.
Waar het diepste geheim van de muziek van Janáček ligt, kan wellicht niemand zeggen. Maar om die aangrijpende, mysterieuze kern hoorbaar te maken, is de eerste voorwaarde een minitieuze en perfectionistische uitwerking van ieder detail. In andere woorden: een zware muzikale opgave. Een opgave waar men in Zürich duidelijk hoorbaar in geslaagd is.
Mocht de duistere en pessimistische boodschap van dit stuk de doorsnee operavriend enigszins bedroefd hebben gemaakt, dan geef ik als tegengif een korte blik op het programma voor volgend seizoen. Met 13 nieuwe producties en 22 titels uit het repertoire ben ik er zeker van dat een ieder een goede reden kan vinden om de last van het menselijk bestaan nog weer een seizoen verder te slepen…
Alessandro Anghinoni gaat regelmatig verslag doen van interessante producties in Berlijn. Hij is Italiaans maar woont sinds 2000 in Berlijn. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.