B’Rock speelt knappe Scarlatti-serenata
Het Festival Oude Muziek Utrecht werd dit jaar dertig en vierde dat met een programmering waarin de ‘eeuwige stad’ Rome centraal stond. Het festival koos voor het tijdvak van de vroegste middeleeuwen tot na de late barok. Op de voorlaatste festivaldag klonk de serenate Flora pellegrina van Scarlatti.
Dat het programma van dit jaar niet veel expliciete opera-elementen bevatte, is grotendeels te wijten aan het verbod op die kunstvorm door pausen als Innocentius XI, die theater en dus ook muziektheater immoreel vond. Dat lag anders in de andere Italiaans steden en daarom kennen we nu toch een rijk operarepertoire uit die periode.
De voorlaatste festivaldag bood met het optreden van B’rock en twee vocale solisten een voorbeeld van een ‘serenata’, een vorm die aan het begin van de achttiende eeuw het midden hield tussen een cantate en een opera.
Het waren andere tijden dan nu. Tegenwoordig laten de nieuwe rijken uit sport en entertainment als ze gaan trouwen hun vijfhonderd meest intieme vrienden overkomen naar Ibiza en Marbella, en bestellen Marco Borsato of Jeroen van den Boom voor het muzikale element. Hoe anders was dat op het huwelijk van Bartolomeo Corsini en Maria Altoviti.
Corsini was Florentijnse adel en neef van de thesaurier van de paus. Ze vroegen ‘megaster’ Alessandro Scarlatti een werk te componeren ter gelegenheid van hun huwelijk. Het was mooi weer op die huwelijksdag, 14 september 1705, want het stuk werd in de tuin opgevoerd.
Flora pellegrina heet de seranata, die bestaat uit een groot duet tussen de hoofdfiguren Clori en Zeffiro. Heel veel actie bevat het werk niet, het is één grote, nogal fondante liefdesverklaring. Er wordt gesmacht, verlangd en gehunkerd, en alles is even lief, zoet en begeerlijk. ‘Un sol core io chiudo in petto, e quel cor pìu mio non è’ (Slechts één hart schuilt er in mijn borst en dat hart is niet meer van mij), zo zingt Clori.
Aangevuld met een duet uit de laatste opera van Scarlatti, La Griselda, en een instrumentaal concerto grosso, bracht het Vlaamse B’Rock met twee solisten de serenata in de Utrechtse St. Augustinuskerk. Die heilige vormde één van de weinige ornamenten in het interieur van de rechthoekige, hoge kerk, en zorgde zo persoonlijk voor een kleine beetje demping in het geluid. De correcties op het tekstblad die dirigent Eduardo López Banzo bij aanvang van het concert gaf, waren al op zes meter afstand onverstaanbaar. Zo’n akoestiek dus.
Verstaanbaarheid viel dus niet te verwachten, maar daar had sopraan Sabine Deveilhe betrekkelijk weinig last van. Haar kwaliteit werd in twee letters samengevat door iemand in het publiek die in de korte stilte net voor een applaus nadrukkelijk ‘Zo!’ riep. Ze straalde, ze excelleerde in de coloratuurtjes en ze had een performance die een tinteling in de zaal bracht. Ze was goed, en ze wist het. Van de zwakke kanten van haar zang, waar in de recensie van haar vorige optreden nog sprake was, viel nu weinig te merken. Ze beheerste haar rol, de tekst en de vocale uitdaging waar ze voor stond.
Countertenor Antonio Giovannini had het voordeel dat hij in zijn eigen taal kon zingen. En dat vermogen heb je nodig in de supersnelle muziek die Scarlatti onder de lappen tekst schreef. Toch kon hij mij alleen overtuigen in de langzamere, gedragen delen. Als het snel werd, leek zijn hoofd de muziek te zingen en leek de tekst uit zijn borststem te komen. Dat kan natuurlijk helemaal niet, maar zo klonk het. En zijn optreden was nerveuzer en veel minder stralend van dat van zijn geliefde-voor-één-uur. In ander repertoire, of op een andere locatie, zou ik graag meer van zijn fluwelen countertenor-geluid willen horen.
B’Rock is een orkest van de nieuwe generatie authentieken, spelend op oude instrumenten maar wel met een bewust volle en rijke strijkersklank. Waar de zangers last hadden van de akoestiek, was die voor de instrumentalisten juist een extra steun in hun fraaie klank. Het continuo van klavecimbel, contrabas en aartsluit (een luit met extra bassnaren) vormde een mooie eenheid met de negen strijkers.
B’Rock maakt komend jaar een nieuwe stap in zijn nu zesjarige loopbaan als het de orkestbegeleiding zal verzorgen van de opera Orlando van Händel, in een productie van de Munt in Brussel. René Jacobs en Pierre Audi zijn als dirigent en regisseur voor deze productie verantwoordelijk. Bejun Mehta en Sophie Karthäuser zijn twee van de solisten die op het podium van de Munt zullen staan in april/mei 2012.