Cura zingt grootse Otello in klein Opernhaus
Er vindt momenteel een soort José Cura-festival plaats in Zürich. De tenor is in maar liefst drie rollen te horen. In de nieuwe Otello van Graham Vick wordt hij vergezeld door een sterrenensemble, wat Zürich’s plaats onder de grootste operahuizen ter wereld bevestigt – ook al is het huis misschien wel het kleinste van allemaal.
José Cura heeft sinds een maand veel te doen in Zürich. De stertenor, waarvan je tegenwoordig waarschijnlijk geen tweede vindt als het gaat om aangeboren machismo en vurige présence, was Dick Johnson in La fanciulla del West, zal Calaf zingen in Turandot en is tussendoor zo’n achtmaal in één van zijn paraderollen te zien en te – men leest het goed – horen: Otello.
Persoonlijk is mij zijn interpretatie al meer dan tien jaar bekend. Nog als bloedjonge Argentijnse nieuwkomer maakte hij furore in de Italiaanse provincie. En kort daarna baarde hij opzien tijdens een reeks uitverkochte festivalvoorstellingen in München. De ster was geboren.
De jaren hebben zijn stemomvang niet ongeschonden gelaten. Hij zoekt in zijn interpretatie dan ook naar nieuwe wegen, en allang niet alleen meer naar hoge c’s om mee te scoren. In dat opzicht zijn de omstandigheden in Zürich voor hem meer dan ideaal. De afmetingen van het operahuis hebben vele voordelen. Zangers hoeven niet te forceren om gehoord te worden en, nog meer, als ze zich aan de rand van het toneel begeven, kun je ze van zo dichtbij meemaken, dat je werkelijk veel meekrijgt van hun spel. Bijna als in een toneelvoorstelling.
Het gevolg voor Cura: het publiek is geraakt, volledig in de ban van dit bühnedier, die zich met bezeten ogen en roodgezwollen halsaders door de rol slaat. Van een koud ‘Esultate’ tot een tranentrekkend ‘un altro bacio’, vol van overweldigende spanning. De rol, die eigenlijk door Peter Seiffert gezongen zou worden, kan men zich in Zürich niet beter bezet wensen.
Op dezelfde hoogte bewegen zich ook Thomas Hampson als Jago en Fiorenza Cedolins als Desdemona, ook al neigen beide ernaar hun rol hier en daar vocaal nogal bombastisch te benaderen. Niettemin: hun interpretaties van de ‘show stopping’-sleutelmomenten – het demonische credo van Jago en de ‘Canzone del salce’ – laten niets te wensen over.
Niet zonder scherts is de enscenering van Graham Vick: lineair en sluitend, zonder te willen forceren, trekt hij enkele parallelen tussen het belegerde Middellandse Zee-eiland uit het libretto en het ‘eiland Zwitserland’, dat volgens de overtuiging van enkele politieke kanten ‘bedreigt’ wordt door de vijandig islam.
Ironisch wordt het als Vick rechtstreeks citeert uit de Europa-wijd veelbesproken propaganda-affiches van de Zwitserse Volkspartei voor een minarettenverbod en de uitzetting van criminele buitenlanders. Een humoristische en intelligente manier om het stuk en zijn inhoud aan de stad en het land te verbinden waar het gespeeld wordt.
En de muziek? Onder leiding van Generalmusikdirektor Daniele Gatti lijkt het huisorkest zich simpelweg te willen overtreffen. De verscheidenheid in kleuren, de nauwsluitende overgangen tussen de intimiteit van bepaalde scènes en de orkaanachtige kracht van andere spreekt van een diepe liefde voor de muziek van de rijpe Verdi.
Een voorbeeld dat de hele voorstelling typeert: zonder zich in details te verliezen, weet Gatti de erotische explosie die het motief van het ‘Bacio’ afbeeldt zo neer te zetten, dat je op je stoel bijna wegsmelt van vreugde en ontroering.
Meer niet te missen voorstellingen van deze Otello met Cura zijn er in november, januari en later in juni 2012. Zie voor meer informatie de website van het Opernhaus Zürich.
Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.
3Reacties
Bedankt voor deze recensie! Ik ben blij, dat ik twee voorstellingen kan gaan bezoeken, verheug me er zeer op. Had ook al zeer positieve berichten gehoord van diverse bekenden.
Great!
I will come to see it.
Heb de goede Cura diverse keren life gehoord. Veelbelovend, krachtig in het begin. Later nog eens tijdens een in Wenen gehouden tenorenconcert in aanwezigheid van een stug niet zingende jubilerende Franco Corelli en in 2007 in Covent Garden Londen
in Stiffelio. Er was weinig meer over van de stem behalve een onmatig volume, geen fraai timbre, ongenuanceerd zingen. Voor mij een teleurstelling! Hij deed mij een beetje denken aan de laatste jaren van Giuseppe di Stefano, die de vele platen die hij met Callas heeft gezongen voor mij heeft verpest met zijn schor geschreeuw. Je ziet ook hier, dat hij (Cura) zich meer en meer op directie e.d. zijstappen gaat begeven. Een veeg teken.
In Londen waren in Stiffelio zijn tegenspelers Alastair Miles, Roberto Frontali en Sondra Radvanovsky, dus een waarlijke topbezetting verder.
Maar ja, doorzingen: het zijn dure tijden….