Operarecensie

Stotijn stijgt boven zichzelf uit in Mahler

Christianne Stotijn en het Rotterdams Philharmonisch Orkest bezongen zondagavond zee en aarde in een bijzonder schoon concert in het Concertgebouw. Stotijn vertolkte Das Lied von der Erde en steeg boven zichzelf uit.

Drie raadselen had het publiek zondagavond in het Concertgebouw te ontrafelen. Het eerste drong zich al op bij de allereerste toon die Yannick Nézet-Séguin aan het Rotterdams Philharmonisch Orkest (RPhO) ontlokte. Waarin zit de zeggingskracht van het ‘Rotterdams’?

Violen en dwarsfluiten zetten unisono de ijle melodie in van ‘Dawn’, de opening van de Four Sea Interludes van Benjamin Britten. Windstil en waterkoud brak de dag aan boven zee. Een zee die zich in het vierde deel, ‘Storm’, woest bruisend kwam wreken en beukend door het orkest heen golfde.

Zo aards en hemels als het Concertgebouworkest speelt, zo ademloos bespeelt het RPhO alle lagen van de atmosfeer tussen hemel en aarde. De knuisten van Nézet-Séguin dikken deze flinterdunne lagen in tot een onontkoombare klank.

Na afloop van de zeescènes uit Brittens Peter Grimes verschenen de twee andere raadselen op het podium: Christianne Stotijn en Das Lied von der Erde van Gustav Mahler. Het publiek nestelde zich wat dieper in het pluche in afwachting van Stotijns warme geluid.

Honderd jaar geleden, na het overlijden van de componist, vond in november de première plaats van deze symfonische liederencyclus. De toon van het werk is herfstig: daar waar het einde zich kleurrijk kenbaar maakt, maar nog niet gekomen is. De tekst geeft haar geheimen evenmin gemakkelijk prijs.

Ook Christianne Stotijn liet zich zondagavond niet zomaar kennen. Met gesloten ogen bouwde ze haar concentratie op tijdens het eerste drinklied van de prima zingende Duitse tenor Christian Elsner.

Stotijns inzet van ‘Der Einsame im Herbst’ gaf een kort genoegen van herkenning. Heel even leek haar stem het te verliezen van de diffuse teksten en de lage tessituur, maar het ongenoegen duurde kort. Hobo en fagot treurden met de zangeres mee op haar ‘Ich weine viel’, met daaronder strijkers die een treiterige voorbode gaven van wat komen zou.

De jeugd, de liefde, de overmoed. Stotijn schetste in ‘Von der Schönheit’ een beeld van jonge vrouwen in een weide: ‘Gold’ne Sonne webt um die Gestalten, Spiegelt sie im blanken Wasser wieder.’ Een voorbijstuivende man op een paard, een jong hart op hol. Stotijn gaf niet alleen goud, maar beschikte ook over blank en blauw in haar kleurenpalet.

De liederencyclus sloot af met ‘Der Abschied’, een ode aan verlies en vergankelijkheid. Het RPhO zaaide met het eerste deel van het lied nog paniek, maar gunde in het tweede deel Stotijn de stilte en de ruimte tot acceptatie.

Stotijn steeg zondagavond boven zichzelf en Mahler uit en nam hierin haar publiek mee.

Vorig artikel

Sondheim in Wenen: onzin op hoog niveau

Volgend artikel

Win kaarten voor Andreas Scholl als Oswald!

De auteur

Mariska van der Meij

Mariska van der Meij