Moby-Dick: nieuw succes van Jake Heggie
In 2010 ging de nieuwe opera Moby-Dick van Jake Heggie in wereldpremière in Dallas. In februari dit jaar zette ook de San Diego Opera het werk op het toneel. Een op alle fronten geslaagde productie. Hopelijk vindt het werk nu ook zijn weg naar grotere operahuizen.
Het idee om een opera te maken van Herman Melville’s boek kwam van toneelschrijver Terrence McNally, librettist van Heggie’s opera Dead Man Walking. Spijtig genoeg overleed McNally voordat hij het libretto op papier had kunnen zetten. Heggie zocht daarop samenwerking met Gene Scheer, met wie hij al eerder werken had geschreven.
Het was een fikse klus om Melville’s grootse roman in proportie terug te brengen en tot een libretto om te werken. Niettemin is minstens de helft van de gezongen tekst ook echt van Melville afkomstig.
Het artistieke duo betrok regisseur Leonard Foglia bij het werk. Zijn doordachte enscenering zorgde, samen met schitterende nieuwe technologie en projecties van Elaine J. McCarthy, dat de nieuwe opera echt werkte.
Heggie’s muziek is een heel stuk complexer dan wat we gewoonlijk te horen krijgen in een nieuw werk. Hij nam een episch verhaal en gaf het de heroïsche benadering die het verdient. Zijn orkestrale muziek heeft wat van Britten en Debussy, maar is er niet van afgeleid. Het is origineel en niet bepaald voor de ‘zwakkeren van hart’.
Zijn opera omvat de uitgestrektheid van de zee en karakteriseert zo Ahab’s blinde obsessie. Op het toneel zie je enkel schaduwen van de walvis Moby-Dick, maar in de muziek is het dier altijd aanwezig. Veel groter en krachtiger dan welk toneel dan ook zou kunnen laten zien.
Jay Hunter Morris gaf op 21 februari een magnifieke vertolking van de heldentenorrol van Captain Ahab. Omdat hij door de Metropolitan Opera werd ingevlogen om Siegfried te zingen, had hij weinig voorbereidingstijd. Maar aangezien hij de rol ook al in Australië zong, was dat geen probleem.
Morris had de kracht en het gewicht om de moeilijke rol tot leven te wekken. Moeilijk ook in fysiek opzicht: het been van de zanger werd door een draagband opgehouden, zodat er een prothese aan zijn knie bevestigd kon worden.
Wanneer de tenor op het toneel verscheen, hield hij ieders aandacht gevangen. Zijn stem produceerde sterk resonerende klanken die Heggie’s wijdse orkestratie eenvoudig overwonnen.
In de bijna geheel mannelijke opera was er een travestierol voor sopraan: de scheepsjongen Pip, hier vertolkt door Talise Trevigne. Haar romige klanken en smetteloze coloraturen voegden een flinke portie schoonheid aan de ensemblestukken toe.
Jonathan Boyd was een lyrische Greenhorn. Hij en de robuuste Jonathan Lemalu als de ‘wilde’ Queequeg voegden een paar doordenkers toe aan de scheepsdialogen. Het was bijvoorbeeld Greenhorn die de laatste zin van de avond zong: ‘Call me Ishmael’. Ishmael verwees daarbij naar een buitenstaander, een man die niet geaccepteerd werd als lid van de groep die hem omringde.
Morgan Smith zong Starbuck. Hij spreidde zijn grote bariton in al zijn glorie uit in het volledige Civic Theater. En ook de rest van de cast was sterk, met onder andere Malcolm MacKenzie als een voortreffelijke Captain Gardner. Het koor blonk eveneens uit, zowel in vocale nauwkeurigheid als in het spelen van individuele matrozen.
Dirigent Joseph Mechavich had de taak om alle touwtjes samen te weven tot een fraai tapijt en dat deed hij erg goed. Hij dirigeerde de nieuwe opera al eerder en liet de San Diego Opera genieten van zijn ervaring en expertise.
Het is een speciale belevenis om één van de eerste voorstellingen van een goede nieuwe opera te beleven. Moby-Dick is een prachtig werk dat ook in de grotere operahuizen op het toneel gezet zou moeten worden. Het zou niet mistaan op het toneel van de Met. Als het even kan in één van de wereldwijde bioscoopuitzendingen van het operahuis.
Maria Nockin doet regelmatig verslag van interessante producties van operahuizen in het westen van de Verenigde Staten. Nockin, geboren in New York City, studeerde zang en werkte onder meer bij het Metropolitan Opera Guild en als docent in Brooklyn en Long Island. Inmiddels woont ze op een ‘ranchito’ in Zuid-Arizona.