Operarecensie

King Arthur is sfeervol maar traag

Over een sfeervolle entourage hoeft Xynix Opera niet te klagen bij haar productie King Arthur. Fort Rijnauwen nabij Bunnik is een fantastische locatie voor operaspektakel. Met ‘het plaatje’ zat het gisteravond (2/7) daarom wel goed. Het werd alleen zo traag ingekleurd.

De steekvlam was één van de weinig momenten die echt beroering veroorzaakten (foto: Ben van Duin).
De steekvlam was één van de weinig momenten die echt beroering veroorzaakten (foto: Ben van Duin).

Xynix Opera speelt jaarlijks een opera in de buitenlucht. Dit jaar viel de keus op Fort Rijnauwen, net als in 2005. Destijds speelde het gezelschap Purcells Dido and Aeneas in het natuurgebied, nu was zijn semi-opera King Arthur aan de beurt.

We mogen Staatsbosbeheer bedanken dat ze het gebied openstelden, want het is werkelijk een allerfraaist decor. Het glooiend landschap, de knisperende zomeravondgeluiden, de invallende duisternis: een schilderijtje met alles erop en eraan.

Het bood regisseur Joke Hoolboom een enorm ‘decor’ om op te opereren – lopend van een heuvel rechts, via een lange, hoge loopbrug tot een vlakte links. Die ruimte benutte ze goed. Er was altijd wel ergens wat boeiends te zien – vaak zelfs op meerdere plekken tegelijk.

De jonge cast stond bovendien haar mannetje. Ze speelden op prima niveau hun personages uit. Eloise Routledge was een sterk gecaste Emmeline; een eerzaam, onschuldig meisje. Wiebe Pier Cnossen stond goed in zijn rol van de boosaardige Oswald en Mark Omvlee draafde als koning Arthur lekker rond op zijn paard.

Maar dit hele esthetisch correcte plaatje was iets té rustiek. En daar school naar mijn idee het gemis van deze productie.

Het zat hem in meerdere factoren. Dirigent Niek Idelenburg had het stuk met Hoolboom strak ‘gereorganiseerd’ en enkele andere Purcell-fragmenten toegevoegd. Maar daarbij had hij veel instrumentale intermezzo’s ingebouwd, waardoor de cast keer op keer het zwijgen opgelegd werd.

Het tempo zat er ook niet echt in. Het kwam bijna nooit boven andante – en als dat metronomisch wel het geval was, klónk het nog steeds traag.

De slepende langzame passages werden wel mooi gespeeld door het Carthago Consort – met name in de violen – maar er miste contrast. De bedaarde scènes werden afgewisseld met nog meer bedaard gebeuren, in plaats van met pit. Met de paar incidentele special effects – zoals een enorme steekvlam – kon dat niet zomaar verholpen worden.

De stemmen bleven meestal in hetzelfde lome sfeertje hangen. Klank hadden ze wel (zoals de lichte, flexibele Routledge of de egale Cnossen), maar het bleef netjes opgeborgen in formele barokstructuren. Het was niet spannend, laat staan opwindend.

Tel daarbij op dat de geluidsversterking nogal eens wisselde in kwaliteit en dat het koper van het ensemble bepaald niet trefzeker was, en je kunt concluderen dat de uitvoerenden niet geheel voldeden aan de verwachtingen die moedertje Natuur om hen heen opriep.

King Arthur speelt nog tot en met 11 juli, maar alle voorstellingen zijn uitverkocht. Zie informatie over wachtlijsten op www.operaoplocatie.nl.

Vorig artikel

Staking bedreigt festival in Bayreuth

Volgend artikel

Gottwald zingt Mozart in Concertgebouw

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Joan van Ee
    6 juli 2009 at 11:39

    Het zal wel aan mij liggen, maar ik vind formele barokstructuren wel degelijk spannend, vooral met vocale ornamentatie van het kaliber dat vooral Routledge liet horen, gisteravond. En als ik moet kiezen tussen de warmte van een baroktrompet en de grotere trefzekerheid van moderne instrumenten ga ik toch echt voor de eerste. Ook de dramaturgie van vroeg muziektheater, waarbij meer op contrasten wordt ingezet dan op continuïteit en zang veelvuldig wordt afgewisseld met bijvoorbeeld dans, lijkt mij minder een gebrek dan een kwestie van genre.

    Het metalige dat er bij de versterking af en toe insloop was inderdaad jammer; voorstellingen in de open lucht blijven wat dat betreft moeilijk. Het enige dat ik op de productie zelf aan te merken zou hebben is dat de choreografie voor de herderinnen met minder danseressen waarschijnlijk beter uit de verf zou zijn gekomen.