Cura, Alaimo, Benini overtuigen in Stiffelio
De Opéra Monte Carlo sloot in april zijn seizoen af met Verdi’s vroege en onbekende opera Stiffelio. Bij de wereldpremière was Stiffelio allerminst succesvol. In Monte Carlo maakten José Cura, Nicola Alaimo en Maurizio Benini er echter een fraaie avond van.
De Parijse Opéra Garnier is genoemd naar de architect Charles Garnier. Diezelfde man had al eerder, tussen 1858 en 1863, in Monte Carlo het casino ontworpen en in het gebouw van het casino zit nog altijd het kleine broertje van de Parijse Opéra: een klein, maar oogverblindend theatertje.
Het heeft een rechthoekige vorm met een parterre die plaats biedt aan een 500-tal operafans. Er zijn geen balkons, maar er zijn wel grote ramen die zicht geven op de zee. Machtig mooi.
Het huidige seizoen werd er afgesloten met een ‘vroege Verdi’: Stiffelio uit 1850. Na het succes van Luisa Miller wilde Verdi opnieuw geen verhaal dat zich afspeelde in een ver verleden, maar in de eigen tijd en koos voor de geschiedenis van de protestantse dominee Stiffelio, ergens in Tirol.
De man is getrouwd, maar tijdens een lange afwezigheid heeft zijn echtgenote, Lina, een affaire met ene Raffaele. Dit tot grote ontzetting van haar vader, Stankar, die de schone schijn wil ophouden en de eer van de familie wil redden.
Als Stiffelio thuiskomt en de dorpelingen hem vrolijk begroeten, weet Lina zich geen houding te geven. Met enige vertraging ontdekt Stiffelio de waarheid en grote twijfel maakt zich van hem meester – zoals het goede Verdi-helden past. Wat moet hij doen ? Toegeven aan zijn verlangen om wraak te nemen? Of zijn herderlijke domineesplicht volgen en vergiffenis schenken aan zijn berouwvolle echtgenote? Het wordt uiteindelijk het laatste, hoewel de keuze iets makkelijker wordt nadat vadertje Stankar de verleider van zijn dochter naar de andere wereld heeft geholpen.
De opera werd geen succes. Volgens de overlevering kon het katholieke Italië een verhaal over een getrouwde dominee met een overspelige echtgenote niet smaken. Verdi trok de opera terug en zou hem in 1857 herwerken tot Aroldo, een opera die zich afspeelt in de tijd van de kruistochten, maar die evenmin een succes werd. Ruim een eeuw ging men ervan uit dat Stiffelio voorgoed verloren was, tot in de jaren ’60 de partituur weer opdook.
Het is bijzonder interessant om te zien hoe dingen uit Stiffelio later bij Verdi zijn teruggekeerd. Zo is er een vader-dochterduet dat zo lijkt te zijn weggelopen uit La Traviata. Om de eer van de familie te redden wil vader Stankar niet dat zijn dochter aan haar man de waarheid vertelt, net zoals vader Germont de eer van zijn familie wil redden en een groot duet nodig heeft met Violetta om haar daarin mee te krijgen. En Lina gaat op het kerkhof bidden bij het graf van haar moeder, wat wel lijkt op Amelia op het galgenveld in Un ballo in maschera…
De Opéra Monte Carlo sluit in het Verdi-jaar het seizoen af met deze Stiffelio, die op de Monegaskische rots nooit eerder te zien was. De Zwitserse regisseur Guy Montavon houdt het bij een sobere en klassieke enscenering in kostuums die een mens zich spontaan kan voorstellen bij een kleine protestantse gemeenschap tweehonderd jaar geleden: donker, lange jurken en kapjes voor de vrouwen, baarden en hoeden bij de mannen.
Maurizio Benini laat het Orchestre Philharmonique de Monte Carlo meeslepende Verdi spelen. Dat begint al bij het begin: de ouverture is een potpourri van wijsjes die goed in het oor liggen (en waarvan er een aantal in de opera zelfs niet meer terugkeren), maar waarmee meteen de toon gezet wordt voor een avond zinderende Verdi.
Eén van de hoogtepunten is het duet van Stiffelio en Lina in het derde bedrijf. Hij dwingt haar mee te werken aan een echtscheiding. Ze tekent de nodige documenten en wil meteen daarna dat hij haar biecht hoort: niet als echtgenoot, maar wel als man van de Bijbel. Een klagende Engelse hoorn gaat door merg en been.
De Argentijnse tenor José Cura maakte aan de Londense Covent Garden ooit zijn debuut met de rol van Stiffelio en nu hij wat ouder is, past de rol hem als een handschoen. Stiffelio is niet een ‘jeune premier’ die, zoals zoveel Verdi-helden, tot over zijn oren verliefd is op de sopraan en grote liefdesverklaringen moet afleggen. Hij is een al wat oudere, getrouwde man die – voorzichtig uitgedrukt – een ontgoocheling oploopt.
Cura heeft een donkere, wat baritonale stem en die past perfect bij zijn donkere verhaal in de eerste akte, waarin hij uiteenzet hoeveel ‘zondigheid’ hij tijdens zijn afwezigheid heeft gezien. Hij weet dan nog niet dat die zondigheid in zijn eigen huis is binnengeslopen…
Zijn landgenote, Virginia Tola, zingt de rol van Lina. Ze haalt met gemak alle hoogten en laagten, maar echt mooi vind ik haar stem toch niet.
Ster van de avond is zonder meer Nicola Alaimo in de rol van Stankar: prachtige stem, krachtig ook. De enige aria uit de opera die wat bekendheid geniet (dankzij het concertcircuit en cd’s met losse aria’s), waarin een vader lucht geeft aan de ontgoocheling over het gedrag van zijn dochter, levert hem – terecht – een stormachtig applaus op.
Viva Verdi!