Operarecensie

Groots orgel geeft Neven vleugels

De combinatie van orgel en solozang is niet erg gebruikelijk, zeker niet wanneer het een groot concertorgel betreft zoals het Maarschalkerweerdorgel in het Concertgebouw. Bariton Henk Neven en organist Leo van Doeselaar bewezen zaterdag echter dat het een zeer gelukkig huwelijk kan zijn.

Henk Neven (foto: Marco Borggreve).
Henk Neven (foto: Marco Borggreve).

Sinds het majestueuze instrument in 1993 in oude luister werd hersteld, heeft het Maarschalkerweerdorgel waarschijnlijk minder vaak geklonken dan gewenst. Persoonlijk had ik het nog nooit horen bespelen, in toch heel wat bezoekjes aan de Grote Zaal. De reden is waarschijnlijk gebrek aan belangstelling. Ook zaterdag was de zaal maar matig gevuld.

Dat weerhield de ‘titulair organist’ van het Concertgebouw, Leo van Doeselaar, er niet van om met groot enthousiasme en deskundigheid de klankrijkdom van zijn instrument te tonen. Zoals in Liszts Prelude en fuga op het thema B-A-C-H, praktisch een demonstratiewerk waarin alle uitersten van bereik, dynamiek en kleur worden benut.

Dupré’s Le monde dans l’attente du sauveur (1924) loopt vooruit op de religieuze extase van Messiaen, maar ik hoorde ook jazz-invloeden en wilde stravinskiaanse ritmes. Plus een geslaagde koperblazerimitatie! Een dergelijke veelkleurigheid illustreert Berlioz’ uitspraak dat orkest en orgel vergelijkbare grootheden zijn: de één keizer en de ander paus.

Het blijft een wonder hoe slechts één muzikant op de achtergrond al die weelde beheerst. Weliswaar toonde een beeldscherm Doeselaars virtuoze handen- en voetenwerk, maar zijn gezicht zag je niet, waardoor hij in zekere zin anoniem bleef, terwijl het extravagante instrument alle aandacht opeiste. Opnieuw Berlioz: “Het orgel is jaloers en intolerant, bestemd voor absolute dominantie.”

De componist vond het dus in principe ongeschikt voor stembegeleiding, maar misschien had Henk Neven zijn mening doen veranderen. Diens donkergetimbreerde, lyrisch gehanteerde geluid werd totaal niet overstemd, maar leek juist vleugels te krijgen. Orgel en stem, op de keper beschouwd beide ‘windinstrumenten’, vulden de in mijn verbeelding plots ruimere akoestiek met warmbloedige klanken.

De zanger was op een verhoging geplaatst, vast om een eenzame indruk op het lege podium te vermijden – hoewel dat eigenlijk zou passen bij dit geestelijke programma over de nietigheid van de mens tegenover God. Twee delen uit de Sechs Religiöse Gesänge van Joseph Rheinberger stonden helemaal in de devote traditie van Bach of Mendelssohn. Neven vermeed gelukkig een op de loer liggende zalvende toon.

Regers bewerking van Hugo Wolfs ‘Gebet’ put uit hetzelfde vaatje en inspireerde Doeselaar tot orgelarrangementen van twee delen uit het Italienisches Liederbuch. Neven kon vermoedelijk niet de subtiele stembuigingen benutten van een recital met piano in een kleine zaal. De tederheid in deze liederen, meer over huiselijk geluk dan vroomheid handelend, kwam echter sterk naar voren.

Leo van Doeselaar (foto: Marco Borggreve).
Leo van Doeselaar (foto: Marco Borggreve).

Na de pauze werd het een ‘concert spirituel’ met Frans repertoire waar Nevens fijne kleurnuances voor geschapen lijken. Toch miste ik in Francks ‘Nocturne’ een zekere intimiteit. Totdat de zanger de contrasterende laatste strofe besloot met een hemels zachte, hoge noot. Dat ongeforceerde stemgebruik, waarbij nooit te veel druk wordt gezet, is een kenmerk van Nevens zangkunst.

Dezelfde schijnbare vanzelfsprekendheid typeert ‘Priez pour Paix’ van Francis Poulenc, exact 50 jaar geleden gestorven. Het vijftiende-eeuwse gedicht, door Charles d’Orléans geschreven tijdens Engelse krijgsgevangenschap, was in 1938 zeer actueel en heeft ook nu onverminderd waarde. Een geïsoleerd orgellijntje schetste een verstilde middeleeuwse sfeer. Doeselaar en Neven vonden elkaar vervolgens in perfect afgestemde dynamiek.

Drie delen uit Dvořáks Bijbelse Liederen besloten het concert. Het orgel liet bepaalde instrumentale effecten nog beter uitkomen dan de piano, zoals de ‘herdersroep’ die de bekende pastorale psalm 23 opent. Nevens vredige noblesse was hier ideaal en hij wist, ondanks de gekozen Duitse vertaling, een Slavische breedte in zijn stem aan te boren.

Dvořák heeft in deze zeer persoonlijke cyclus ook zijn angsten en verdriet verklankt. Het ontzag voor Gods grootheid in ‘Wolken en duisternis’ of de vertwijfeling van ‘Keer U tot mij’ hoorde ik wat minder terug. De afsluitende modulatie naar majeur signaleert in dat laatste lied het terugkerende vertrouwen. Nevens herhaalde ‘ich trau auf dich, Herr’ raakte op ontroerende wijze de kern van dit ingetogen concert.

Vorig artikel

Zuid-Koreaanse toreador wint Belvedere

Volgend artikel

Het Belvedere-verslag: de finale

De auteur

Martin Toet

Martin Toet