Jaroussky is virtuoos als Farinelli
Het Concertgebouw puilde uit, afgelopen zondagavond. Barokmuziekliefhebbers kwamen voor de veelgeroemde Franse countertenor Philippe Jaroussky. In de voetsporen van de castraat Farinelli bracht hij ons in beroering met aria’s uit de opera’s van Nicola Porpora (1686-1768). Zijn begeleidingsorkest Venice Baroque Orchestra speelde al even begenadigd.
Het was de zanger Alfred Deller (1912-1979) die het stemtype countertenor – zingen met een falsetstem – nieuw leven inblies. Heel voorzichtig gingen vocalisten als Michael Chance en James Bowman zich specialiseren in het zingen van de altpartijen van barokwerken.
Begin jaren ’90 werd de aandacht voor barokopera’s groter. Een geromantiseerde, biografische dramafilm over de castraat Farinelli (regie Gérard Corbiau) gaf de operaliefhebber een impuls. Er werd een nieuwe generatie countertenoren geboren, waaronder David Daniels, Yoshikazu Mera en de meest bekende no-nonsense zanger Andreas Scholl.
Met Philippe Jaroussky (35) voorop wordt momenteel een nieuwe groep countertenoren gevormd. Het zijn opwindende en krachtige stemmen. Jonge zangers, begiftigd met nieuwe zangtechnieken, die er niet voor terugdeinzen het repertoire van castraten als Farinelli, Senesino en Carestini te zingen.
Wat Jaroussky onderscheidt van de andere counters is zijn timbre. Net boven het stemgeluid van een alt klinkt een unieke toon die je als melancholisch kunt omschrijven. Hij beschikt over een uiterst beheerste zangtechniek. Over zijn frasering zeggen sommige critici dat het te licht klinkt; niet zoals Cecilia Bartoli bijvoorbeeld. Maar juist dat is zijn pre: ongekunsteld en puur.
Begeleid door het Venice Baroque Orchestra onder Andrea Marcon kregen we zondag een zorgvuldig opgebouwd concert te horen. Eerst een ouverture van een opera, dan twee aria’s uit Porpora’s operarepertoire en dan weer een ouverture.
Van achter het klavecimbel leidde Marcon het orkest. Zijn aanwijzingen waren bijna overbodig, want de orkestleden waren geheel op elkaar ingespeeld. Elke kleine aanwijzing begrepen ze van elkaar. De luitspeler vooraan speelde menigmaal een leidende rol, zowel in het aanjagen van de tempi als in de werveling van virtuoze noten.
Porpora schreef zijn opera’s speciaal voor Farinelli in de hoofdrol. Soms werden het bravourestukken, waarin alles uit de kast werd gehaald met versieringen en variaties in herhalingen om de stem lenig te laten exalteren. Belangrijke inhoudelijke thema’s: verlangen, verdriet en blijdschap in de liefde.
In een aria als ‘Nel già bramoso petto’ uit Ifiginia in Aulide zong Jaroussky de woorden als eerste voluit, zonder al te veel versieringen. Prachtig lyrisch gezongen, met minimaal gespeelde expressie, overtuigde hij ons met zijn veelbetekenende Italiaanse teksten over gemis in de liefde.
Na een meeslepend begin van ‘Come nave’ uit Semiramide regina dell’Assiria klonk Jaroussky’s stem aan het eind van de aria wat krachteloos. Het was ook niet niks om de juiste balans te vinden met een flink orkest achter zich in de immens Grote Zaal. Niettemin bleef het verbazingwekkend hoe Jaroussky zo geconcentreerd kon zingen en telkens stevig geaard bleef staan. Soms werkte zijn hele lichaam mee.
De Franse countertenor gaf twee toegiften: ‘Sposa son disprezzata’ van Giacomelli en ‘In braccio e mille furie’ van Porpora. Vooral bij de laatste aria gaf hij naar mijn idee alles aan virtuositeit, om zijn uitgelaten publiek maar te plezieren. Wat een topprestatie.
De melodieuze aria ‘Alto Giove’ uit Polifemo die hij eerder bracht was mijn favoriet. Wonderschoon klonk zijn breekbare stemgeluid samen met de melodielijnen van de strijkers. Bedwelmend in de herhalingen. En wat hij zong klopte: zijn stem is een godsgeschenk.
Philippe Jaroussky keert op 19 januari terug in de Vocale Barokserie van Fred Luiten Concertorganisatie. Dan zingt hij onder meer het Stabat Mater van Pergolesi. Boek uw kaarten op de website van het Concertgebouw.