Reisopera viert Rossini-feestje met Barbier
Het is en blijft een waagstuk, een nieuwe productie van een overbekend werk. Zeker als het een opera van Rossini betreft. Daarin gebeurt weinig, terwijl de muziek een rit in een ‘rollercoaster’ suggereert. Laurence Dale wist echter wel raad met die hoge eisen, zo bleek afgelopen vrijdag bij de première van Il barbiere di Siviglia bij de Nationale Reisopera.
Eén van de vondsten van Laurence Dale is het casten van een triplet Berta’s. Zij is de huishoudster van doctor Bartolo en wordt geacht voortdurend op Rosina te letten, zijn gekooide bruid in spe. Daar komt weinig van terecht; Berta heeft meer belangstelling voor ‘muziekleraar’ Basilio, een charlatan die zijn opwachting maakt door plotseling van onder de dekens in Berta’s bed op te duiken.
Maar er zijn nog twee andere Berta’s, en ze zingen alle drie. Dat versterkt het vrouwelijke element tijdens de ensembles en geeft de mogelijkheid de vrouwen in te zetten als edelfiguratie tijdens die eindeloze monologen waar Rossini het patent op lijkt te hebben.
Het decor bestaat uit drie verrijdbare grote kisten, die voortdurend van positie wisselen (een heel team ‘werklieden’ is daarmee belast). Door een kist om te draaien ga je van buiten naar binnen. Soms is het een etalage, dan weer een huiskamer. De wanden zijn bekleed met fragmenten van gekleurde tegels, waardoor het geheel een beetje aan Gaudi doet denken.
Alle zangers zijn fantastisch gekleed, met veel oog voor detail en uiterlijk vertoon. De dames dragen vreemde pruiken, waardoor hun vaak wat ‘over the top’ mimiek wat vanzelfsprekender overkomt: als je er een beetje clownesk uitziet, kun je je nu eenmaal meer permitteren.
Almaviva wordt neergezet als een beroemdheid, type Julio Iglesias, in wit pak en grote zwarte haardos. Zo nu en dan haalt hij een cd uit zijn zak om te laten zien ‘dat hij het echt is’. Figaro verplaatst zich op een elektrische scooter, wat hem veel extra dynamiek verschaft. In zijn felrode pak is hij de vleesgeworden ritselaar.
De drie Berta’s dragen prachtige gele japonnen, wat goed contrasteert met het meer ingetogen jurkje van Rosina. Die moet het meer hebben van rode kousen en schoenen. Bartolo ten slotte ziet eruit als een karikatuur van de oudere Rossini, in zwart kostuum met slobkousen.
Hoe mooi alles op elkaar afgestemd is, merk je aan het einde van de eerste akte, wanneer de hele troep, compleet met politie in Guardia Civil-kostuum, samengeperst zit in zo’n kist die op dat moment de woonkamer van huize Bartolo voorstelt. Het is een bont geheel van groen, rood, geel, wit, zwart en blauw, maar ziet er fantastisch uit.
Ster van de avond was Mark Milhofer als Almaviva. Een eer die hij overigens moest delen met Karin Strobos, die een werkelijk ideale Rosina neerzette. Milhofer is een Rossini-tenor bij uitstek, die het opentrekken van alle registers niet schuwt als hij weer eens minutenlang de tijd heeft om een enkel zinnetje te zingen. Een lot uit de loterij voor de Reisopera.
Strobos, (ja, een echte mezzo in deze rol) zong en speelde Rosina vol overgave en het resultaat was verbluffend. Karin en Rosina, wat een leuk stel is dat zeg.
In dit zangersgeweld werd bariton Peter Bording als Figaro een beetje overschaduwd. Goed beschouwd is die rol iets minder prominent dan je zou denken, het is immers de titelrol. Maar oorspronkelijk was dat Almaviva en dat strookt beter met de totale handeling. Er zijn immers behoorlijk wat scènes waarin Figaro geen rol van betekenis speelt, terwijl Lindoro (Almaviva) vrijwel permanent in beeld is. Bording gaf een prima vertolking van de ritselaar Figaro, maar ‘stimmlich’ kon hij niet op tegen zijn twee voornaamste tegenspelers. Een typisch geval van baas boven baas.
Bartolo werd vertolkt door de bas Bruno Praticò, een prachtige typecast, die ook nog eens goed kon zingen. Hilarisch was zijn optreden in de tweede akte, toen Almaviva – uitzinnig verkleed als de voor Basilio invallende muziekleraar en stoned als een garnaal – ook hem aan de hash bracht.
De verrassing van de avond kwam voor rekening van Nicholas Crawley, lid van het talentenensemble van de Reisopera. Deze bas-bariton haalde echt alles uit de relatief kleine rol van Basilio, met name vocaal.
De drie Berta’s, Zinzi Frohwein, Sonja Volten en Ruth Willemse, waren een genoegen om naar te kijken en te luisteren. Vermeldenswaardig was verder het optreden van Bora Balçi, ook lid van het talentenensemble, als Fiorello.
Maestro Antonino Fogliani stond op de bok voor Het Gelders Orkest. Onder zijn leiding leverde het uitstekend spelende orkest een dynamische bijdrage aan dit Rossini-feestje.
Veel operaliefhebbers denken met veel genoegen terug aan die beroemde productie van Dario Fo, vele malen te zien geweest bij De Nederlandse Opera. Welnu, oude tijden herleven: deze Barbiere is minstens zo leuk en beslist fraaier qua aankleding.
Er volgen nog acht voorstellingen van Il barbiere di Siviglia in zes verschillende steden. Laat dit feestje niet aan u voorbijgaan!
Zie voor meer informatie de website van de Nationale Reisopera.
1 Reactie
Misschien wel aardig om een paar ‘Figaro-feitjes’ te vermelden.
De Barbier is gebaseerd op het tweede deel van Beaumarchais’ Figaro trilogie.
De drie werken dragen de volgende titel: Le Barbier de Séville, Le Mariage de Figaro en La Mère coupable. In alle drie heeft Figaro het reuze druk met de handel en wandel van graaf Almaviva en Rosina, later gravin Almaviva.
De oorspronkelijke titel van Rossini’s bewerking van Il Barbiere luidde Almaviva, o sia L’inutile precauzione. Dat sluit goed aan bij de constatering dat Almaviva in deze opera de feitelijke hoofdrol heeft.
Bekend is hoe verliefd de jonge Cherubino is op de gravin Almaviva. In het derde deel van de trilogie wordt duidelijk dat zij hieraan onvoldoende weerstand heeft kunnen bieden. Na een enkele liefdesnacht is Rosina zwanger van Cherubino. Hieruit wordt een zoon geboren. Uiteraard wordt deze verliefd op de protégé van de graaf, in werkelijkheid een dochter uit een van zijn buitenechtelijke escapades. Figaro heeft er zijn handen vol aan om dit alles tot een goed einde te brengen.
Het verhaal heeft veel weg van Shame and scandal in the family van de Beatles. Denk aan: ‘Your daddy ain’t your daddy but your daddy don’t know’.
Een meer serieuze poging om dit derde deel te toonzetten is afkomstig van Darius Milhaud. Deze componeerde La mère coupable op een libretto van Madeleine Milhaud. De opera ging op 13 juni 1966 in première in het Grand Théâtre de Geneve.