Nézet-Séguin fenomenaal in Verdi-requiem
Het Rotterdams Philharmonisch Orkest zette vrijdagavond onder de geweldige leiding van Yannick Nézet-Séguin Verdi’s dodenmis op het podium van De Doelen in Rotterdam. Een voortreffelijke uitvoering, met solisten van het hoogste niveau.
Een uitvaartmis in een concertgebouw: eigenlijk is het een beetje merkwaardig. Je zou het in zekere zin kunnen vergelijken met de Matthaüs-Passion; ook een uitgesproken religieus werk waar een breed publiek op afkomt. Waar heeft dat toch mee te maken?
Verdi’s Messa da Requiem stamt uit 1874, toen hij wel zo’n beetje klaar was met het componeren van opera’s. Aanleiding was de dood in mei 1873 van Alessandro Manzoni, één van de belangrijke figuren uit de Risorgimento. Naar verluidt keek Verdi zo tegen deze oudere grootheid op dat hij hem niet eens om een ontmoeting durfde te vragen.
Deze ‘heldenverering’ is waarschijnlijk mede de oorzaak van Verdi’s (naar later zal blijken tijdelijke) overstap van opera naar religieuze muziek. Verdi was dan wel geen uitgesproken atheïst, maar toch ook bepaald niet iemand die veel op had met geloof en al helemaal niet met de geïnstitutionaliseerde vorm ervan, de kerk.
Verdi schreef zijn dodenmis dan ook niet als aanvulling op de reeds bestaande kerkelijke muziek, maar specifiek als eerbetoon aan Manzoni. Daarbij richtte hij zich op de belevingswereld van zijn eenpersoonsdoelgroep, niet op die van hemzelf.
Eerder had Verdi al eens iets dergelijks geprobeerd naar aanleiding van de dood van Rossini. Dat project, waaraan door een groot aantal componisten werd meegewerkt, was ook bestemd voor een gelovig persoon aan wie de muzikale wereld van die tijd eer wilde bewijzen. Zoals bekend is dit nooit echt van de grond gekomen. De Rossini-mis beleefde uiteindelijk pas in 1988 zijn première. Giuseppe Verdi nam zijn eigen bijdrage, het afsluitende ‘Libera me’, in herziene vorm als uitgangspunt voor zijn eigen Messa da Requiem.
Verdi heeft in al zijn opera’s geprobeerd een libretto te verklanken, in de meest brede betekenis. Als het libretto daarbij problemen opleverde, liet hij er aanpassingen in aanbrengen. Goed beschouwd is dit ook het geval bij de dodenmis, met dien verstande dat er deze keer geen librettist bij betrokken was die gedwongen kon worden iets aan de tekst te wijzigen. Verdi heeft in feite de katholieke liturgie behandeld alsof het een libretto was, ongeacht hoe hij zelf over de inhoud ervan dacht.
Wat dat betreft is er wel een verschil met de Matthaüs-Passion. Ook voor een niet-gelovige is en blijft dat een muziekstuk met een zeer aansprekend libretto. Een Latijnse dodenmis steekt daar wat armzalig bij af, ook in een goede vertaling. Verdi’s requiem is mede daardoor op het repertoire gekomen als niet specifiek religieus concertstuk.
Bij de uitvoering gisteren in De Doelen door het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van Yannick Nézet-Séguin viel veel te genieten. De hoofdrol was daarbij weggelegd voor het orkest en het koor, Collegium Vocale Gent, ingestudeerd door Benjamin Bayl.
Bij een eerder bezoek aan De Doelen, toen Der fliegende Holländer op het programma stond, was ik minder te spreken over Nézet-Séguins muzikale leiding. Ik vond dat hij het orkest aanhoudend veel te luid liet spelen, waardoor de zangers er nauwelijks boven uitkwamen. Ditmaal had ik een heel andere ervaring. De chef-dirigent bespeelde orkest en koor op fenomenale wijze, waarbij het gehele spectrum van pianissimo tot fortissimo volledig werd benut.
Het is met dit werk net zoals met Also sprach Zarathustra: die paar zeer luide passages herkent iedereen onmiddellijk. Ze maken veel indruk en nagelen je als het ware aan je stoel. Maar er valt zo veel meer te genieten in dit stuk. Het fluisterende koor, de zeer gevarieerde bijdragen van de vier solisten… Opvallend is bijvoorbeeld het ‘Communio’, waarin de sopraan als het ware gespaard wordt voor het grote slotstuk ‘Libera me’, waarin toch wel wat onverwacht het koor ineens terugkomt op het overweldigende spektakel uit het ‘Dies irae’.
Als solisten waren bas Mikhail Petrenko, tenor Bryan Hymel, mezzosopraan Karen Cargill en sopraan Camilla Nylund te beluisteren. Voor Petrenko was het een tussendoortje. Donderdag stond hij nog in Faust als Méphistofélès en zondag staat hij er weer. Van enige vermoeidheid was echter niets te merken. Hij kweet zich voorbeeldig van zijn partij, die overigens ook niet zo heel erg groot is.
Bryan Hymel, recent nog in de bioscoop te zien als Enée in Les Troyens uit de Metropolitan Opera, viel mij een klein beetje tegen. Zijn zang was minder vloeiend dan ik gewenst had en ik kreeg de indruk dat hij hier en daar wat moest forceren.
Karen Cargill was in 2013 Waltraute in de Metropolitan Opera. Kort geleden was ze te horen samen met Sally Matthews in het Concertgebouw. Ze voldeed in alle opzichten in haar vertolking van de altpartij.
Ook voor Camilla Nylund was dit optreden een muzikaal uitstapje. Kortgeleden was ze nog te horen als Arabella in Hamburg (overigens met Cheryl Studer als moeder Adelaïde) en deze zomer zal ze weer te horen zijn als Elisabeth in Tannhäuser tijdens de Bayreuther Festspiele. Iemand met een gevarieerd repertoire dus, en daarin past de opera-achtige rol in Verdi’s requiem haar als een handschoen. Een schitterend optreden.
Veel zullen we in de toekomst niet meer van Yannick Nézet-Séguin te zien krijgen in Rotterdam. Ga erheen nu het nog kan, zou ik zeggen. Vanavond (zaterdag 17 mei) is er nog een uitvoering. Zie voor meer informatie de website van De Doelen.
1 Reactie
Ja echt jammer zo een mooie letterlijk en figuurlijk dirigent.
Dat die niet meer bij de Nationale Opera te zien is geweest echt heel jammer. Maar misschien kunnen ze nog wat redden in Amsterdam?. Maar ook de Rotterdammers laat deze man niet gaan
Z O N D E !!!!!!!!!!!!!!!!.
Ja mooi Requiem prachtig gezongen door beide Dames , de Heren
vielen enigszins tegen, me tee n bas die geen bas is en dat voor deze partij wel MOET zijn en sonore donkere basstem.
Maar erg van genoten.