Sasha Waltz choreografeert intense Orfeo
Na de enthousiast ontvangen Gurre-Lieder-première op dinsdagavond vulde De Nationale Opera zich een dag later alweer, nu voor Sasha Waltz’ operachoreografie van Orfeo. Een voorstelling vol fysieke expressie en intensiteit, maar met een wat magere vocale component.
De Duitse regisseur en choreografe Sasha Waltz heeft sinds haar eerste operachoreografie, Dido and Aeneas in 2005, haar eigen ‘subvorm’ binnen het operagenre ontwikkeld. ‘Choreografisch muziektheater’ wordt het wel genoemd. Leidend voor haar is de vergaande integratie van muziek, dans en zang, waarbij haar dans een veel grotere en volwaardiger plaats inneemt dan de doorsnee operaballetten, die vaak als redelijk los van de dramatische handeling staande tussendoortjes fungeren en daarom ook regelmatig gecoupeerd worden.
Waltz heeft door de jaren heen een kenmerkend ‘idioom’ laten zien in haar producties: dansende zangers en (ogenschijnlijk) zingende dansers, actief participerende musici, ruimte voor stilte en een aardige dosis abstractie. Al die elementen keerden terug in haar versie van Claudio Monteverdi’s Orfeo.
Orfeo was welgekozen repertoire voor de choreografe. Alleen al vanwege de historische achtergrond van de opera. Monteverdi was niet de eerste maar wel de bekendste die muziek, dans, zang en drama verenigde en zo het fundament voor een nieuwe kunstvorm legde. Dat gegeven kwam goed uit de verf bij Waltz, gezien haar sterke focus op die integratie van disciplines. Verder kon Monteverdi’s tamelijk statische werk ook wel wat dans gebruiken…
Waltz maakte gebruik van één simpel, houtkleurig decorstuk (Alexander Schwarz): een podium met aan de achterkant grote, hoge deuren. Het Freiburger BarockConsort zat aan weerszijden daarvan opgesteld. Dat bracht het grote Amsterdamse toneel terug tot adequatere proporties voor een werk als Orfeo. Al ben ik benieuwd of die schaalverkleining ook de mensen helemaal achter in de zaal diende.
Achter de deuren van het decor waren videoprojecties (Tapio Snellman) te zien, die de locaties van de akten illustreerden. Met name de Thracische velden in de slotakte kwamen erg mooi voor de dag, met dank ook aan de lichtvoering van Martin Hauk.
In deze basale setting gaven zangers en dansers de Griekse mythe eendrachtig vorm, waarbij Waltz een groot beroep deed op de fysieke kwaliteiten van de zangers. Zo moest Plutone (Konstantin Wolff) netjes blijven zingen terwijl Proserpina (Luciana Mancini) aan hem hing en op hem klom als ware hij een klimboom.
De enorme beweeglijkheid die Waltz verlangde, leverde meer en minder geslaagde taferelen op. De scène tussen Plutone en Proserpina vond ik buitengewoon overtuigend, omdat hun intense lichamelijke spel een hele directe vertaling van hun zang was en het geheel zo bijzonder versterkte. Ook het moment dat Orfeo omkeek naar Euridice werd aangrijpend uitgebeeld. De bewegingen van dansers en zangers hadden in die scène – ook voor mij als absolute leek op het gebied van dans – heel veel zeggingskracht.
Minder overtuigend was het eindeloze gehannes met worteltjes, aubergines, courgettes en ander waar van de groenteboer (tweede akte) en het doodstille begin van de vierde akte, net na de pauze. De dansers leken zich wel te amuseren met hun boomtakken, maar diverse toeschouwers konden het lange uitblijven van de muziek niet echt waarderen (vlak achter me: “dit is toch belachelijk?”).
Wat mij zelf meer stoorde, was dat de zangers door hun vele bewegingen soms maar weinig aan zingen toekwamen. De meeste rollen werden bezet door leden van Vocalconsort Berlin, dat al vele jaren samenwerkt met Sasha Waltz. Ik kreeg het gevoel dat zij vooral geselecteerd waren op fysieke kwaliteiten, en minder op vocale, want bijvoorbeeld Pastore 2/Spirito en Pastore 3/Spirito waren erg matig gecast. De betreffende tenor en countertenor konden zich amper verstaanbaar maken.
Ook andere rollen vond ik onder het gebruikelijke DNO-niveau bezet, waarbij ik de meeste moeite had met de Orfeo van Georg Nigl. De Oostenrijkse bariton legde ziel en zaligheid in het beroemde mythische figuur, maar zijn stem leek daaronder te lijden. Hij klonk erg geforceerd, als een auto die zich in z’n twee op de Duitse autobahn begeeft. Voortdurend in het rood. Ik vond het een ongemakkelijke luisterervaring, zeker op de momenten dat hij zijn frasen werkelijk door de zaal scandeerde. Maar misschien was ik de enige, want het publiek gaf hem na afloop een hartelijk applaus.
In mijn ogen was de Duitse sopraan Anna Lucia Richter (La Musica/Euridice) veel beter, met fraaie, ronde en gezonde zang. En ook de gevoelige mezzo van Luciana Mancini (Prosperina) en de vrij zware, maar mooi doorleefde mezzo van Charlotte Hellekant (La Messagiera/La Speranza) konden meer overtuigen.
Het Freiburger BarockConsort liet onder Pablo Heras-Casado een verfijnde klank horen, met opvallend mooie inbreng van de blazers. Niettemin had de muziek wat mij betreft net als de zang wel een wat prominentere plek voor zich mogen opeisen. Heras-Casado was op verschillende momenten redelijk bescheiden.
In opera zijn meerdere kunstvormen voortdurend op zoek naar hun verhouding tot elkaar. Al meer dan vier eeuwen lang balanceren ze samen op één koord, zoekend naar de perfecte gewichtsverdeling, de ultieme synthese. Met Orfeo grijpt Sasha Waltz terug op de oorsprong van dat balanceren en voegt er een nieuwe dynamiek aan toe. Expressief en intens is het resultaat, maar met minder muzikaal gewicht dan ik gehoopt had.
Orfeo is nog te zien op 5 en 6 september. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
5Reacties
Ik heb op 5 september 2014 deze voorstelling aanschouwd en zit eigenlijk nog in een roes vanwege deze overrompelende opera productie. Ik was benieuwd of er al recensies waren geschreven en las bovenstaande recensie op deze site. Natuurlijk valt over smaak niet te twisten maar ik herken weinig van de kritiekpunten die door de recensent worden aangeleverd. Ik vond dit een van de mooiste producties van de laatste 15 jaar, sinds ik een vast abonnement heb. Allereerst de hoofdrol van Orfeo. De op het podium getoonde verliefdheid op zijn Eurydice, was van dien aard dat ik me afvroeg of tussen deze twee personen tijdens de voorbereiding niet al een vonk was overgesprongen. Een zeer overtuigende rol en zijn stem was uitstekend. De vergelijking met een Duitse snelweg begrijp ik dan ook niet. Wellicht dat de premiere op 3 september invloed heeft gehad op zijn stem maar daar was vanavond in ieder geval niets van te merken. Wat me verder trof, was het feit dat alles zo mooi op elkaar aansloot, waarbij geen enkel element per se een hoofdrol wilde opeisen. De muzikale begeleiding was prachtig zonder te overheersen, de dans was schitterend en gaf ook een erotische lading aan dit liefdesverhaal, de stemmen waren mooi, en zo ook de enscenering, bescheiden, zonder al teveel af te leiden. Dat door het dansen af en toe een stem wat minder goed overkwam, stoorde niet omdat het paste binnen deze prachtige interactie van zang, dans en muziek. Ik denk dat we mogen aannemen dat Pavarotti ook moeite zou hebben gehad met zijn stemgeluid als hij daarbij tegelijkertijd ook aan ballet had moeten doen. Verder viel de aandacht voor details op, zoals het feit dat iedereen, ook de orkestleden blootsvoets op het toneel te zien waren. Verder zou ik me zelf niet al teveel laten afleiden door wat sommige mensen uit het publiek uitkramen. Zo vond ik juist het stiltemoment met dans aan het begin van het tweede deel na de pauze prachtig aansluiten op de verstilling van het einde van het eerste deel als Orfeo met zang Hades in slaap heeft doen sussen om de Styx over te kunnen steken. Ook het gebruik van de bloemen, de groente en de takken, vond ik fascinerend en zeker niet afleiden. Ik ben van mening dat deze productie de ultieme synthese vrijwel benaderd heeft (altijd ruimte laten voor nog iets mooiers).
Ik heb ook op 5 september de uitvoering gezien en ben het helemaal met Winston eens.
Voor mij als liefhebber van moderne dans, muziek en theater beschouw ik deze voorstelling als een vorm van totaaltheater die associaties oproept met het werk van Pina Bausch, Ariane Mnouchkine, William Forsythe, Anna Teresa De Keersmaeker; allen theatervernieuwers die zoeken naar nieuwe eigentijdse invullingen en belevingen maar opvallend vaak hun inspiratie halen uit vroeg werk ( Monteverdi, Purcell).
Mij heeft deze voorstelling uitzonderlijk geraakt omdat het een bijna perfect samenspel is van verschillende disciplines waar het beeld niet wordt opgeofferd aan de zang en alle zintuigen bediend worden. De recensent is naar eigen zeggen ” een absolute leek op het gebied van dans”. Is het dan nog wel van deze tijd waarin met name cross-over theatervormen de toon zetten om hem een recensie te laten schrijven als hij de kunstvorm op zich (geen muzikale opera maar een totaaltheaterervaring) letterlijk niet ‘ op waarde kan schatten’?
Wat mij betreft had een kleinere zaal of podium de voorstelling geen kwaad gedaan. Maar zelfs met beperkt zicht vanaf een zijplaats koester ik deze bijzondere theatrale ervaring.
Ik heb de voorstelling van zaterdag 6 september gezien en sluit me volledig bij de vorige schrijvers aan: beeldschoon, intens, indrukwekkend was deze Orfeo van Sasha Waltz! Misschien zongen de 2 pastori/spiriti wat zacht, maar hoe onbelangrijk in deze verder práchtige uitvoering. De kritiek van Jordi Kooiman op Georg Nigl herken ik helemaal niet. Ik ben ervan overtuigd, en gezien het daverende en zeer langdurende applaus, de rest van de uitverkochte zaal met mij, dat deze vorm van “totaaltheater” de toekomst heeft. Juist door dans, zang en muziek een gelijkwaardige plaats te geven!
Beste Winston, Anita en Karen,
‘Helaas’ gaat het bij opera over zang. En de muziek uiteraard. Als twee stemmen (toegegeven, geen hoofdrollen) nauwelijks zijn te verstaan is het storend. En barokzang is anders dan belcanto of modern enz. Nigl is geen barokzanger en dat was duidelijk te horen. Dat wil niet zeggen dat hij geen goede zanger zou zijn, hij was niet op zijn plek.
Ik was daar op 5 september, de dasn, sfeer, enscenering vond ik fantastisch. Graag vaker zo’n regie. En niet te vergeten het orkest en de dirigent.
Wat het applaus betreft, ik maak zelden iets anders mee dan langdurig applaus. Prima, maar het is geen graadmeter.
Interessant hoe verschillend op de uitvoering word gereageerd. Ik was in de generale en vond het een heele mooie avond wat beeldvorming, dans en regie betrof. Maar behalve La Musica en Charonte was het niveau van de zangers erg matig en onder het gebruikelijke niveau van de nationale Opera. Ik vind het een heel geslaagde beschrijving van Jordi Kooiman.
Wie Orfeo zingt moet het ook gewoon mooi kunnen zingen, ook dramatisch natuurlijk maar juist mooi. Dit is gewoon een definitie van Orfeo: zelf de stenen kon hij tot tranen toe ontroeren met zijn gezang. Georg Nigl kon dat in mijn oren helaas geen enkele keer. Hij zat niet goed in zijn stem en ging het met theatrale dramatiek oplossen. Heel passend bij zijn vertolking van de jonge Nietsche in Riehms Dionysos op het Holland Festival een paar jaar geleden, heel ontoepasselijk in Monteverdis muziektaal. Ik vind het ook opmerkelijk dat zo veel mensen het niet horen als en zanger voortdurend te laag, vaak geforceerd en met een slecht gevoel voor bepaalde muziekstijlen zingt. Ik had er echt moeite mee en het heeft de hele avond negatief beïnvloed.