Bo Skovhus brengt stevige Schubert
In de Serie Grote Zangers in het Muziekgebouw aan ’t IJ trad zondagavond Bo Skovhus aan. Na Winterreise, die de bariton afgelopen najaar in Den Haag zong, klonk ditmaal Schuberts Schwanengesang. De liedcyclus kreeg een energieke, zelfs gespierde behandeling van de Deen en zijn begeleider Stefan Vladar.
Naar wie hadden we eigenlijk zitten kijken, wij, het publiek in de zeer goed bezette grote zaal van het Muziekgebouw aan ’t IJ? “Naar mij”, legde Bo Skovhus aan het eind van zijn recital uit in een toegift. Hij koos ‘Ich wollt’, ich wär’ ein Fisch’, met muziek van Schubert, op een tekst van Goethe. De sleutelzin in dat lied luidt: “Doch bin ich, wie ich bin, und nimm mich nur hin!” Dat paste uitstekend bij het moment. Dit was een recital met eigen keuzes, een persoonlijk, hoog tempo en eigen accenten, waarin de power het soms won van de poëzie.
Al uit de volgorde van het programma bleek de eigenzinnigheid van de Deense bariton. Waar ‘Taubenpost’, het naar verluidt laatste lied dat Schubert componeerde, doorgaans aan het eind van de cyclus geprogrammeerd staat, zong Skovhus het tijdens dit recital al vroeg in het programma, als derde lied. Met enkele andere liederen van Schubert op teksten van Gabriel Seidl maakte het deel uit van het openingsblok. Erna volgden de Heine-liederen, waarna de avond werd afgesloten met de Schwanengesang-liederen op tekst van Ludwig Rellstab, aangevuld met ‘Herbst’.
Laten we zeggen dat het begin niet veelbelovend was. De zanger was niet op stoom en leek enkel spierkracht in te zetten om zich hoorbaar te maken. Hij wiebelde ongemakkelijk op zijn voorvoeten. Je hoeft geen groot kenner van de zang te zijn om te weten dat aarden, letterlijk met beide voeten op de grond staan, wezenlijk is. Het zag er verkrampt uit en zo klonk het ook. Veel kracht, weinig emotie, waarbij nog maar weinig registers van Skovhus’ stem openstonden. Ook in de houding van zijn begeleider Stefan Vladar zat iets verkrampts.
‘Der Atlas’, hoe toepasselijk, vormde het draaipunt. Want op het moment dat de teksten van Heinrich Heine aan de beurt waren, kwam Skovhus in zijn element. Als je al kunt zeggen dat Schubert bijzonder geïnspireerd werd door de woorden van Heine, dan gold dat in dit recital zeker ook voor de zanger.
Die Heine-liederen, hoewel gecomponeerd door een zieke Schubert, aan het eind van zijn leven, hebben niet de donkerte van Winterreise. Harstocht en verlangen zijn de dominante emoties en die zette Skovhus uitstekend neer. Zijn intonatie was trefzeker in de heen en weer schietende muziek en hij legde veel gevoel en expressie in ‘Der Atlas’, dat bijna naadloos overging in ‘Ihr Bild’. Hoogtepunten van de avond waren ‘Die Stadt’, ‘Am Meer’ en ‘Der Doppelgänger’. Daar werd het in de zaal doodstil, terwijl het op het podium juist donderde.
Skovhus nam geen slokje water, ging niet af tussen de blokken liederen en denderde met volle energie door. Vaak was er een hoorbare verbinding geprogrammeerd tussen de opeenvolgende liederen. Hoe dramatisch en groot de liederen van Heine ook geklonken hadden, de overgang naar de teksten van Rellstab verliep probleemloos. De bariton, net nog zingend over liefdesleed en kwelling, nam vocaal en dramatisch zonder moeite de afslag naar het “Rauschendes Bächlein” van ‘Liebesbotschaft’.
Stefan Vladar maakte ooit een groot debuut met zijn uitvoeringen van de pianosonates van Beethoven. De pianist en dirigent was hier een begeleider die goed begreep dat zijn collega niet snel omver te krijgen zou zijn en die de ruimte benutte voor een eigen stempel. Zelfs de manier waarop Vladar zijn partituren schikte had wat drama. Weinig minimalisme, maar veel dynamiek en kleur, dat typeerde zijn spel.
Nog maar net half tien was het toen het applaus voor de toegift klonk, en toen was het alweer voorbij. Toch was er geen reden tot ontevredenheid, want de zanger en zijn begeleider hadden heel veel gegeven en de zaal had net zo veel ontvangen. Daar komt bij dat het voorprogramma ook al een mooi halfuur zang had geboden.
Wie wat eerder van huis gaat bij deze Serie Grote Zangers wordt beloond met een voorprogramma. Ooit stond de ‘vedette américaine’, zoals dat in het Frans zo mooi heet, in de hal, maar tegenwoordig krijgt het jonge talent een eigen halfuur in de grote zaal. Jong, maar al behoorlijk gearriveerd talent was deze keer sopraan Maartje Rammeloo. Zelfbewust in haar presentatie en in de keuze voor het repertoire: alles Frans, dat tot haar favorieten behoort, en met een pontificale opera-aria als sluitstuk.
IJle Debussy, pittige Duparc en verleidelijke Delibes: vocaal liet Rammeloo even een Provençaalse zon schijnen aan het IJ. Ze pakte echt uit in de aria ‘Salut à la France’ uit La fille du régiment van Donizetti. Heel erg niet Schubert, maar heel erg wel Rammeloo. Ook voor haar golden de woorden uit de toegift van Skovhus: “Ich bin wie ich bin.”
De Serie Grote Zangers keert op 13 maart 2015 terug in het Muziekgebouw met een duettenprogramma van Judith van Wanroij en Barbara Kozelj.
Maartje Rammeloo is eind maart en begin april te horen in enkele uitvoeringen van de Matthäus-Passion. Ook zingt ze Fidelio in Essen en staat ze komende zomer in Aix-en-Provence in de jubileumproductie Be with me now van het European Network of Opera Academies (ENOA).