Metropolitan Opera hervindt zich met hit
In de regelmatig terugkerende rubriek ‘Opera over de grens’ worden belangrijke premières die onlangs in internationale operahuizen plaatsvonden op een rijtje gezet. Deze keer een hit bij de Metropolitan Opera, een moderne Turandot in Londen en twee zeldzame opera’s in Frankfurt.
In New York kon het publiek van de Metropolitan Opera na de moderne en controversiële openingsproductie van Tosca haar hart ophalen bij een productie van Il Barbiere di Siviglia, een reprise van de enscenering die Bartlett Sher in 2006 maakte. In de cast Barry Banks als graaf Almaviva, Joyce DiDonato als Rosina en Rodion Pogossov als Figaro.
Een vlotte productie (direct in 2006 al een succes) die zich weliswaar grotendeels hield aan wat Rossini ooit voorschreef, maar die toch iets nieuws in zich had, aldus Steve Smith in de New York Times.
Volgens de recensent had je je moeilijk een betere cast kunnen voorstellen dan de groep zangers die de Met bij elkaar had gebracht voor de première op 3 oktober. „Barry Banks zong met nuance, beweeglijkheid en opwindende hoge noten”, schreef hij. „Rodion Pogossov was een Figaro met robuste stem, goed komisch instinct en een overtuigende uitstraling.”
Ook DiDonato werd de hemel in geprezen. „Naast haar prachtige stem en nauwkeurige coloraturen liet ze fantastische acteerkwaliteiten zien: ze sprak boekdelen met een kleine glimlach of een opgetrokken wenkbrauw.”
Conclusie van Smith: dit kan wel eens een hit in het Met-repertoire zijn.
English National Opera
In Londen ging op 8 oktober bij de English National Opera een nieuwe productie van Puccini’s Turandot in première. Het was de eerste grote opera van de jonge regisseur Rupert Goold.
De reacties op de creatie van Goold waren gemengd. De regisseur plaatste het verhaal in een Chinees restaurant, waar Calaf zich de hele geschiedenis rond de ijskoude prinses Turandot verbeeldde.
Edward Seckerson van The Independent zag wel wat in het concept. Michael White van de Telegraph vond er echter niets aan. Hij stelde zelfs dat Goold zijn werk als regisseur niet naar behoren had gedaan: in plaats van het lastig te regisseren werk geloofwaardig te maken, ontliep hij die uitdaging door er maar een droom van te maken.
Ook over de prestatie van dirigent Edward Gardner en het orkest van het operahuis waren de recensenten het niet eens. Seckerson vond het ‘welig en spannend’, White vond het goed maar niet zo dramatisch als mogelijk zou zijn geweest.
De Duitse Kirsten Blanck viel in de titelrol vooral op door haar slechte uitspraak. Gwyn Hughes Jones kwam er beter vanaf als Calaf. Zo roemde Seckerson zijn hoge c en zijn ‘heroïsche, open klank’.
Unaniem positief was men over Amanda Echalaz als Liu. Intens, aandacht opeisend, groots, sterk en emotioneel, waren de typeringen.
Oper Frankfurt
Het operahuis van Frankfurt zette onlangs een noemenswaardige productie op het toneel. Het maakte een double bill met de korte opera’s L’oracolo van Franco Leoni en Le Villi van Giacomo Puccini.
Volgens Die Welt was de grootste winst van de voorstelling het simpele feit dat de zelden uitgevoerde opera’s (weer) te zien waren. Daarnaast was de uitvoeringskwaliteit echter ook van prima niveau, aldus recensent Uwe Wittstock.
Hij prees Annalisa Raspagliosi en Carlo Ventre als de sterren van de avond. De sopraan en tenor zongen in beide korte werken het centrale liefdesduo.
Ook de rest van de mocht er zijn en Wittstock deed zijn petje af voor de Zweedse dirigent Stefan Solyom, die ‘werkelijk Italiaans temperament’ in het orkest wist aan te brengen.
Regisseur Sandra Leupold ging goed om met de theatrale haken en ogen van de werken door ze beide te ensceneren als verhalen in een televisiestudio, waarin het koor het publiek vormde.