Operarecensie

True toont ware kracht van Eccles’ Semele

Händels Semele is wellicht het domste gansje onder de operaheldinnen. John Eccles’ eerdere toonzetting van het libretto geeft haar meer facetten, die sopraan Stefanie True en ensemble La Risonanza donderdagavond tijdens het Festival Oude Muziek elegant inkleurden. De overige solisten liepen helaas tegen een taalbarrière op.

Stefanie True (foto: renska/media-weavers.com).
Stefanie True (foto: renska/media-weavers.com).

Bij Semele van John Eccles (ca. 1688-1735) heeft de bekende term ‘historische uitvoeringspraktijk’ weinig zin, aangezien de opera pas diep in de twintigste eeuw voor het eerst klonk. De première werd in 1707 mogelijk afgeblazen omdat hoofdrolvertolkster Anne Bracegirdle plots afscheid nam van het Londense toneel. Ook Eccles zelf en librettist William Congreve trokken zich in de daaropvolgende jaren terug, vermoedelijk vanwege de onstuitbare zegetocht van het Italiaanse virtuozendom. De kans op een nieuwe traditie van doorgecomponeerd Engels muziektheater leek voorlopig verkeken…

Het is ironisch dat uitgerekend het Italiaanse La Risonanza het werk donderdag in TivoliVredenburg weer tot leven wekte. Zoals het ook ironisch was dat Händel, de aanvoerder van het Italiaanse legioen, zijn versie van dezelfde Engelse tekst in 1744 wél op de planken bracht, formeel als oratorium. Met weinig succes overigens. Het werk werd nooit een kaskraker, al beleefde Nederland dit voorjaar wel diverse uitvoeringen.

Een vergelijking tussen de Semeles van Händel en Eccles ligt voor de hand, maar betreft appels en peren. Händels onstuimige vuur en heerlijke pastorale loomheid ontbreken bij Eccles, maar die is op zijn beurt weer verrassend vernieuwend in het dramatische gebruik van motieven en toonsoorten.

Dirigent/klavecinist Fabio Bonizzoni toonde een zorgvuldig oor voor deze aspecten en ontlokte fraaie kleuren uit het slechts met strijkers en continuo bezette orkest. Een bijzonder genot waren de Italiaans aandoende, sierlijke vioolsolo’s.

Eccles’ zanglijnen zijn op en top Engels, minder gericht op virtuositeit dan op de nuances van het libretto. Dat libretto is gebaseerd op Ovidus’ Metamorfosen. Een korte samenvatting: de jaloerse godin Juno overreedt Semele, het ijdele liefje van echtgenoot Jupiter, om van Jupiter te eisen dat hij zich in zijn ware gedaante aan haar toont. Het zwangere meisje verschroeit ter plekke, maar haar ongeboren vrucht groeit in Jupiters dijbeen uit tot de wijngod Dionysos.

William Congreve verdedigde zijn aanpassingen aan deze op zich al malle mythe zo: “Op het operatoneel worden dagelijks grote absurditeiten goedgepraat.” Toch houdt hij met Semele het publiek ook een serieuze spiegel voor (niet voor niets een sleutelattribuut in het verhaal). Wie herkent niet het gevoel van anticlimax als een vurig verlangd doel eenmaal bereikt is? Het is de mens ingebakken om tegen beter weten in altijd meer te willen.

Fabio Bonnizoni (foto: Marco Borggreve).
Fabio Bonnizoni (foto: Marco Borggreve).

Händel maakt Semele belachelijk met schier eindeloze coloraturen op ‘Myself I shall adore’, woorden die bij Eccles achteloos in een recitatief vervliegen. Eccles toont daartegenover het grote zelfbesef van Semele in de aria ‘With my frailty don’t upbraid me’, woorden die Händel negeert. In die aria erkent Semele haar menselijke zwakheden, maar legt ze de verantwoordelijkheid zonder pardon bij Jupiter. Verrukkelijk hoe Eccles het verwijt ‘I am woman as you made me’ steeds laat terugkeren op een speelse, plagerige melodie.

Stefanie True bleek met haar vrij kleine maar charmante sopraan een ideale vertolkster van de titelrol. Anne Bracegirdle was in de eerste plaats actrice en dan pas zangeres, dus terecht stelde True de tekstuitbeelding voorop. Op treffende wijze belichtte ze Semeles karaktertrekken, van charme en naïviteit tot ongeduld, woede en uiteindelijk berouw.

Muziek is weliswaar een universele taal, maar het speelde vast een doorslaggevende rol dat True een ‘native speaker’ is. De Italiaan Fulvio Bettini kon mij met zijn rondborstige baritongeluid namelijk minder bekoren als Jupiter, vanwege zijn erbarmelijke Engels, maar ook vanwege zijn onbegrip voor de ironie in woord en noten. De zogenaamd almachtige oppergod blijkt slechts een slaaf van zijn eigen passies, maar dat kwam onvoldoende uit de verf in Bettini’s eendimensionale aanpak.

Marina De Liso struikelde enigszins over haar bruisende wraakaria, maar was een Juno van grootse allure, met een ruim bemeten, warme mezzo. Tenor Jean-François Lombard gaf een Franse slag aan zijn aandoenlijke vertolking van afgewezen minnaar Athamas en sopraan Giorgia Cipirini was speels als Cupido, maar wat licht voor Semeles droevige zus Ino. In de kleinere rollen eveneens uitstekende stemmen, al speelde gebrekkig Engels hen allen parten.

Het is oneerlijk om live-uitvoeringen met cd’s te vergelijken. Toch demonstreert Anthony Rooley’s opname met Amerikaanse studenten uit 2003 hoe minder begaafde zangers meer expressie kunnen tonen. En ook hoeveel coupures Bonizzoni zich veroorloofde. Op zich begrijpelijk, maar slaapgod Somnus’ vernuftige tweede aria was een groot gemis. Vertolker Iason Marmaras zorgde overigens voor een welkome theatrale injectie door uitgestrekt op het podium te doezelen.

Als Apollo duwde Marmaras later Bonizzoni van zijn krukje, waarna de solisten gezamenlijk in een typisch Engels slotkoortje afrekenden met Cupido. Wie heeft immers liefde nodig als er drank voorhanden is? Ondanks het vrolijke deuntje een deprimerende boodschap om de kille Utrechtse nacht mee in te gaan. Maar de betoverende tonen van Stefanie True bleven nog lang in mijn hoofd doorzingen.

Vorig artikel

Petrenko geeft recital op Gergiev Festival

Volgend artikel

Marc Albrecht: “Muziek is pure vreugde”

De auteur

Martin Toet

Martin Toet