Operarecensie

Aangename Partenope in Theater Carré

Even leek het erop dat de uitvoering van Partenope door barokensemble Il Pomo d’Oro in Theater Carré zondag niet door zou gaan. Vorige week zegde publiekstrekker Philippe Jaroussky af omdat zijn vader was overleden. Maar de countertenor met zijn engelengeluid werd in allerijl vervangen door Lawrence Zazzo en die reddingsactie leverde toch nog een aangename uitvoering op.

Karina Gauvin zong de titelrol. (© Michael Slobodian)
Karina Gauvin zong de titelrol. (© Michael Slobodian)

Partenope van Georg Friederich Händel werd voor het eerst opgevoerd in 1730 in het King’s Theatre in London. Het is een komische opera met opmerkelijk weinig recitatieven en veel aria’s.

Het verhaal gaat over koningin Partenope van Napels (gezongen door sopraan Karina Gauvin), die drie aanbidders heeft. Dit zijn achtereenvolgens Arsace (countertenor Lawrence Zazzo), Armindo (sopraan Emöke Baráth) en de leider van een rivaliserende staat Emilio (tenor John Mark Ainsley). Verder verschijnt ook de ex-vrouw van Arsace ten tonele: Rosmira (mezzosopraan Kate Albrich), die verkleed gaat als man en zichzelf Eurimine noemt. Daartussendoor loopt de kapitein van Partenopes leger Ormonte (bariton Victor Sicard).

Er worden niet vaak concertante opera’s uitgevoerd in Carré. Ik weet niet of het daarmee te maken had, maar helaas ontbrak de boventiteling, zodat het publiek het libretto niet goed kon volgen. Een tekst- en programmaboekje dan? Daar had je niet veel aan bij Partenope. Het programmaboekje was deels een Wikipedia-pagina in een googlevertaling en de librettotekst was incompleet. Slordig.

Barokensemble Il Pomo d’Oro is een nieuw orkest, opgericht in 2012, met jonge musici. De energieke dirigent Maxim Emelyanychev, die in december de leidersrol overnam van Riccardo Minasi, dirigeerde met veel uitdrukking. Hij is een beetje een spring-in-’t-veld. Het orkest speelde prima en vlot, maar soms leek het erop dat de musici de aanwijzingen en de gedrevenheid van de dirigent niet konden plaatsen.

Van alle zangpartijen waren de kibbelpartijen tussen Aldrichs Rosmira en Zazzo’s Arsace het leukst. Albrich is een warme mezzo. Ze speelde ingeleefd en kwam van alle zangers het meeste los van haar bladmuziek. Zazzo is een veelzijdige countertenor met een fraaie, hoge stem. Hij ontbeert weliswaar die ongrijpbare melancholische toon van Jaroussky, maar zijn fysieke acteerspel is uitermate geschikt voor de rol van de steeds verongelijkte Arsace.

Lawrence Zazzo had als Arsace fraaie kibbelpartijen met de Rosmira van Kate Aldrich. (© Eric Richmond)
Lawrence Zazzo had als Arsace fraaie kibbelpartijen met de Rosmira van Kate Aldrich. (© Eric Richmond)

Een beetje jammer was het dat Victor Sicard als Ormonte zo weinig te zingen had, want zijn lage baritonstem is fantastisch. Meesterlijk klonken zijn wat omfloerste versieringen. Bovendien zat hij stevig in zijn personage.

Die zelfverzekerde houding presenteerde ook Ainsley als Emilio, maar dat hoorde je minder terug in zijn zingen. Het klonk soms te gemakkelijk. Waar hij kon excelleren aan het eind van een aria, deed hij dat niet.

Partenope heeft een groot aandeel in haar gelijknamige opera. De blonde sopraan Gauvin wist dat kunststukje met de vele recitatieven en aria’s goed te volbrengen. Of ze een charismatische koningin was, valt te betwijfelen, maar haar coloraturen klonken bekoorlijk en virtuoos.

De meeste indruk maakte sopraan Emöke Baráth als Armindo. Hoe hoog en ver je ook zat in Carré; je kon niet om haar heen. Haar sopraangeluid stond als een huis. Hoogtepunt was haar afscheidsaria ‘Bramo restar’. Wat een ontroering. Groots applaus waardig.

Al met al was Partenope in Carré een genoeglijke uitvoering. Tip: neem je eigen tekstboekje mee.

Vorig artikel

Calleja en Yoncheva blinken in Bohème

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Thomas, Jonas en Olga

De auteur

Rudolf Hunnik

Rudolf Hunnik

Rudolf Hunnik is cultuurjournalist, filmprogrammeur en trainer. Hij schrijft voor onder meer de Gooi- en Eemlander, HDC Media, Cultuurpers en Place de l’Opera.