Operarecensie

Koopman laat iedereen zingen in de Matinee

Barokgiganten Bach en Händel figureren zelden op één affiche. Maar voorafgaand aan een fraai Osteroratorium toverde Ton Koopman in de NTR ZaterdagMatinee een konijn (of paashaas?) uit zijn hoge hoed: een herontdekte Händel-cantate. Het was de blikvanger in een programma dat de flexibele omgang met woorden in de baroktijd illustreerde.

Ton Koopman. (© Ronald Knapp)
Ton Koopman. (© Ronald Knapp)

Het klinkt haast te mooi om waar te zijn: een vermaarde dirigent stuit in zijn eigen bibliotheek op onbekend werk van Händel. Ton Koopman geeft overigens ruiterlijk toe dat de eer toekomt aan de Amerikaanse musicoloog John Roberts.

Koopman raadpleegde Roberts omtrent een rond 1780 gebundelde verzameling vocale werken, al decennialang in het bezit van de gepassioneerde bibliofiel. De twee Händel-titels in de bundel waren bekend en Koopman had er nooit vragen bij gesteld. Roberts zag echter direct dat het bij Tu fedel? tu costante? om een sterk afwijkende, vroege variant ging. In John Roberts aanwezigheid klonk de muziek zaterdag 9 april in het Concertgebouw voor het eerst sinds eeuwen. Een cd-opname volgt spoedig.

Herderinnetje

Met zijn honderdtal voornamelijk in Rome geschreven cantates perfectioneerde de jonge Händel zijn beheersing van de Italiaanse taal. Bovendien liet de zuidelijke zon zijn melodische gave als een bloem openbloeien. De frisse ingevingen in deze werken vormden een muzikale schatkamer waar Händel in zijn latere opera’s rijkelijk uit zou putten.

Pastorale thema’s domineren de cantates. Zo ook Tu fedel? tu costante?, waarin een herderinnetje haar geliefde confronteert met diens ontrouw. In de bekende versie van de cantate doet ze dat op kokette, zelfs vinnige toon. De herontdekte variant schetst echter een oprecht gekwetste, droevige dame. Alleen de eerste aria is grotendeels identiek aan de latere versie, maar de toevoeging van een hobo biedt direct meer aristocratische allure.

Sopraan Yetzabel Arias Fernández paste goed in dit beeld met haar weemoedige, donkere geluid, soepel en vakkundig gehanteerd. Enkele schrille uitschieters ten spijt, wekte ze de vergeten noten fraai tot leven. Ik miste wel een vleugje charisma. Wellicht trok de beurtelings buitelende en strelende hobopartij van Antoine Torunczyk te sterk mijn aandacht, evenals het rijke continuo van het Amsterdam Baroque Orchestra, inclusief kleurrijke fagot.

Ariadne

Händel werd geflankeerd door twee extremen: Christoph Graupner, auteur van maar liefst 1.400 bewaard gebleven cantates, en Pietro Locatelli, die geen enkele noot vocale muziek schreef. Maar gevoel voor drama had de laatste zeker, getuige zijn concerto grosso Il pianto d’Arianna. Daarin portretteert een soloviool de verlaten heldin, die operaliefhebbers zo goed kennen van Monteverdi, Haydn en Strauss.

Amsterdam Baroque Orchestra. (© Marco Borggreve)
Amsterdam Baroque Orchestra. (© Marco Borggreve)

De slanke en uiterst flexibele toon van orkestleider Catherine Manson legde op woordloze wijze al Ariadnes emoties bloot. Het meest sprekend vond ik de vertwijfeld hunkerende slotfrase van het largo. Ook hier voortreffelijk continuospel, met een verrassend goed hoorbare theorbe.

Graupner werd nog vóór Bach aangezocht als Thomascantor in Leipzig; begrijpelijk als Wo gehet Jesus hin? maatgevend is voor de kwaliteit van zijn muziek. In deze aangrijpende meditatie op Christus’ lijden vloeien virtuoze solozang en stemmige polyfonie naadloos samen. Vol drama was de krachtig aangezette dialoog tussen solisten en koor in de angstige opening. Yetzabel Arias Fernández bood soelaas met indrukwekkend lange frasen op het woord ‘Trost’, hoewel haar Duitse dictie niet optimaal leek.

Bijna-opera

Na de pauze verkondigden trompetten en slagwerk luidkeels de blijdschap van Pasen in Bachs Osteroratorium, dat zijn leven begon als pastorale cantate. Jammer dat Koopman niet koos voor de veelgebruikte theatrale optie van solostemmen in het openingskoor, oorspronkelijk een duet voor tenor en bas.

In een bepaalde ontwikkelingsfase van dit werk vertegenwoordigden sopraan en alt de twee Maria’s, en tenor en bas respectievelijk Petrus en Johannes, zich snellend naar het graf. In zekere zin kwam Bach hier dichter dan ooit bij opera, doordat de aria’s werkelijk worden gezongen door de bijbelse personages. Maar hij liet de aanduidingen later vallen en het beknopte werk heeft feitelijk ook meer het karakter van een cantate.

Catherine Manson mocht opnieuw schitteren in de doorgaans door traverso begeleide sopraanaria. Haar viool bracht de tederheid van de noten misschien nog beter tot uitdrukking dan de stem van Arias Fernández.

Bas-bariton Klaus Mertens zou hier dus eerder de jeugdige apostel Johannes dan Petrus vertolken, maar was met zijn kenmerkende milde geluid niettemin de rots waar Koopman al zo veel jaren op bouwt.

Bijzonder knap hoe tenor Tilman Lichdi in zijn sluimeraria de hele zaal wist te vullen met een zoete fluistertoon, die desondanks de woorden ‘Zähren’ en ‘Pein’ bitter kleurde. Countertenor Maarten Engeltjes bood een ietwat timide maar puntig gefraseerde vreugdearia, met roerende accenten op de veelzeggende vertraging die het middendeel besluit.

De warme gloed van de liefdeshobo belichtte deze aria. Terecht bood Koopman na afloop onder luid applaus zijn boeket aan meesterspeler Antoine Torunczyk aan.

Het Amsterdam Baroque Choir heb ik nog nauwelijks genoemd, maar dit alleen omdat de leden op een haast vanzelfsprekend hoog niveau zongen. Goede wijn behoeft geen krans!

Vorig artikel

Joyce DiDonato bezingt Venetië

Volgend artikel

Bernheim: “Ik hoor op het podium”

De auteur

Martin Toet

Martin Toet

1 Reactie

  1. Rudolph Duppen
    11 april 2016 at 08:54

    Een prachtige en evenwichtige recensie. Ik heb bijzonder genoten van dit concert met als hoogtepunt de door Tilman Lichdi gezongen sluimer aria in het Osteroratorium. Diep ontroerend.In dit werk slaagde ook Yetzabel Arias Fernández haar flinke stem in toom te houden en zong ze prachtig samen met Maarten Engeltjes.Zijn solo klonk inderdaad erg timide.