Reuss brengt kleur aan in Missa solemnis
Cappella Amsterdam en het Orkest van de Achttiende Eeuw trapten woensdagavond in De Doelen in Rotterdam hun tournee met Beethovens Missa solemnis af. Onder dirigent Daniel Reuss werd het een transparante uitvoering met grootse tekstbeleving.
De Missa solemnis is een opvallend en bijkans atypisch werk voor Beethoven. De grootmeester schreef zijn mis aan het einde van zijn leven (het werd voltooid in 1823, vier jaar voor zijn dood), toen hij waarschijnlijk al geen noot meer kon horen. Hij noemde de Missa solemnis altijd zijn grootste werk; in weerwil van het publiek, dat de mis nooit echt in de armen sloot.
Beethoven maakte voor zijn compositie een uitgebreide studie van de liturgische tekst. Hij schreef de muziek dan ook zeer dicht op de tekst. Verder is de mis notoir om zijn lange lijnen. Hapklare melodieën schitteren door afwezigheid. Het is op het conto van Daniel Reuss, zijn Cappella Amsterdam en het Orkest van de Achttiende Eeuw te schrijven dat er vanavond in De Doelen kleur en richting wordt aangebracht in de lange spanningsboog die de Missa solemnis vormt.
Cappella Amsterdam was recent uitgebreid in het nieuws om minder vrolijke redenen. Het koor kreeg begin augustus bericht dat het geen structurele subsidie meer ontvangt van het Fonds Podiumkunsten. Een vermoedelijke doodsteek voor het ensemble, dat sinds 1970 bestaat. Enigszins pijnlijk dat op de voorpagina van het programmaboekje wordt vermeld dat “de concerten van het Orkest van de Achttiende Eeuw mede mogelijk worden gemaakt door het Fonds Podiumkunsten”. Orkest wel, koor niet. Maar Cappella Amsterdam laat het er niet bij zitten en toont dat het nog niet uitgezongen is.
Het eerste deel, ‘Kyrie’, kent een mooie opbouw vanuit het koor, met engelachtige, hoge stemmen op ‘eleison’. Reuss dirigeert rustig en tovert een gloedvolle, serene klank tevoorschijn. Meteen wordt het karakter van de mis neergezet: geen romantische melodieën, maar eerder een ode aan de polyfonie. Klanklagen stapelen zich op en weven zich door elkaar heen, doorspekt met paukenslagen en kopertoeters die opeens weer doen denken aan Beethovens (bekendere en geliefdere) symfonieën.
In de volgende delen laat Reuss zien dat zowel koor als orkest overtuigende contrasten kunnen maken. Stevige passages worden schijnbaar moeiteloos afgewisseld met bijvoorbeeld het deerniswekkende ‘Miserere nobis’. De vier solisten kleuren uitstekend bij het ensemble en met elkaar. Het kwartet op het ‘Agnus dei’ is een prachtige muzikale verklanking van de tekst, waarbij ‘Ad dexteram patris’ kracht wordt bijgezet door de tenoren en bassen uit het koor.
De tekstbeleving zit er de hele avond goed in: Reuss lijkt net zo’n uitgebreide studie van de liturgie te hebben gemaakt als Beethoven. Op het ‘Passus et sepultus est’ (het overlijden van Christus) wordt de klankkleur donker en gevoelig. Het geluid sterft zeer langzaam weg en Reuss laat een lange, magische stilte vallen. Om vervolgens krachtig in te zetten op ‘Resurrexit’ (verrijzenis). Ook zonder tekst is deze betekenis duidelijk.
Het solistenensemble heeft een Brits tintje; drie van de vier zijn afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk. Tenor Thomas Walker komt het beste uit de verf. Hij zet zijn stevige geluid op gevoelige wijze in. Het resultaat is een ronde, zachtzinnige klank, die het uitstekend doet bij de verstilde passages en de religiositeit van de mis. In het ‘Agnus dei’ zingt hij een prachtige hoge partij.
Walker sluit perfect aan bij de Noorse alt Marianne Beate Kielland. Ook haar stem heeft voldoende volume en inhoud om gemakkelijk de zaal te bereiken. In de kwartetpassages wordt het ensemble steeds gedragen door deze twee middenstemmen.
Sopraan Carolyn Sampson zingt mooi maar enigszins onopvallend. Het pleit voor haar dat ze geen hoofdrol opeist, maar steeds met Kielland samen zingt. Als ze moest solliciteren, zou ze zichzelf een teamplayer mogen noemen. Haar stem wordt een paar keer wat schel in de hoogte.
Bas David Wilson-Johnson heeft een ondersteunende, wellicht zelfs ondankbare partij. Helaas doet hij geen moeite om hier iets meer van te maken. Hij maakt geen connectie met het publiek – als enige in het ensemble kijkt hij het publiek niet in, maar staat wat weggedraaid. Hierdoor komt hij nauwelijks over het voetlicht. Zijn solo op ‘Miserere’ in het laatste deel is mooi, maar ontbeert beweging.
Het ensemble heeft veel te danken aan het koor en het orkest. Wanneer deze samenspelen met de solisten, zorgt Reuss er steeds voor dat dit ondersteunend is, niet overstemmend. Ze creëren een uitermate transparante klank, waarin individuele partijen altijd herkenbaar zijn. Zelfs de soloviool in het ‘Sanctus’ (vierde deel) hoeft niet hard te werken om hoorbaar te zijn. Het orkest, met zijn karakteristieke kleine bezetting, klinkt intiem en heeft oog voor detail. Een compliment gaat naar het scherpe koper, dat ook op oude instrumenten bijna continu zuiver weet te blijven.
Met de transparante klank van het koor en het orkest en de gedetailleerde tekstbeleving in de muziek, slaagt Reuss erin om in de zeer lange lijnen van de Missa solemnis betekenis aan te brengen. Ook de (lange) laatste twee delen, waarin qua ‘plot’ niks te beleven valt, blijven richting houden. Het is geen avond waarbij het publiek op de stoelen gaat staan, maar deze uitvoering mag er zijn.
De Missa solemnis is nog tot en met 16 oktober in verschillende concertzalen te zien. Zie voor meer informatie de website van het Orkest van de Achttiende Eeuw.
1 Reactie
Het is de Mount Everest van de koorwerken en Capella Amsterdam laat gloedvol zien hoe onterecht de afwijzing is.
Het is fantastisch dat het Orkest van de XVIIIe eeuw zich nu toch aan dit werk waagt. Brüggen heeft het nooit gedaan bij mijn weten. Van hem had ik dit werk graag gehoord. Maar die spijt doet Reuss smelten als sneeuw voor de zon.
Ik prijs mij gelukkig dat ik volgende week nog een tweede keer mag.