Met speelt meeslepende Roméo et Juliette
Op 31 december ging in de Metropolitan Opera een nieuwe productie van Roméo et Juliette in première. Afgaande op diverse recensies werd de voorstelling met veel enthousiasme ontvangen. Afgelopen zaterdag kon de hele wereld ervan meegenieten toen Gounods opera ‘live from the Met’ in de bioscoop te zien was.
Regisseur Bartlett Sher en kostuumontwerper Catherine Zuber lieten zich naar eigen zeggen inspireren door Fellini’s film Casanova en verplaatsten het verhaal van de zestiende naar de achttiende eeuw. Het moet gezegd: van de kostuums was veel werk gemaakt en alle spelers zagen er prachtig uit, al liep Juliette om onduidelijke redenen na afloop van de eerste akte verder in een nachtjurk. Overigens moet mij van het hart dat de Fellini-citaten ons wel om de oren vliegen de laatste tijd. Zijn verzameld werk wordt een must voor elke recensent.
Michael Yeargan had een eenvoudig decor ontworpen, bestaande uit een paar hoge muren, een galerij, het obligate balkon en een vrijstaande Romeinse zuil. Het decor suggereerde een buitenruimte, maar door middel van een paar eenvoudige zetstukken werd het op afroep omgevormd tot binnenruimte: slaapkamer, kerk, grafkelder. Zodoende konden de scènewisselingen snel en met geopend doek worden uitgevoerd, wat bij de overgang van de vierde naar de vijfde akte een mooi gestileerd beeld opleverde van de schijndode Juliette, die ondersteund door ‘hofdames’ van haar vermeende doodsbed naar de grafkelder schuifelde.
Roméo et Juliette is zo ongeveer het ultieme liefdesverhaal en behoeft geen enkele actualisering om bij de huidige toeschouwer binnen te komen. Geheel in overeenstemming daarmee volgde Sher keurig het libretto, afgezien dan van die ‘Casanova-aanpassing’. Ik moest gaandeweg de voorstelling denken aan de uitspraak over opera van componist en intendant Rolf Liebermann in het liber amicorum voor Hans de Roo: “Het is de edelsteen in het bloeiende bloembed van de cultuur, een noodzakelijke luxe die het de mensen gemakkelijker maakt het hoofd te bieden aan de agressies van de maatschappij, een toverschip naar de oevers van de verbeelding. Een noodzakelijke luxe.” Toepasselijker kan het haast niet dezer dagen.
Zaterdag was de zevende avond dat Vittorio Grigolo en Diana Damrau de titelrollen voor hun rekening namen en uit alles bleek dat ze inmiddels volledig op elkaar ingespeeld waren. De vonken spatten ervan af. Damrau oogde weliswaar iets te oud voor tienermeisje Juliette, maar maakte dit goed met haar spel. Ze beschikte over een catalogus aan gebaren, bewegingen en gezichtsuitdrukkingen die haar volledig geloofwaardig deden overkomen: rusteloos, verliefd, verward, opgelaten, angstig, noem maar op.
Haar opkomst was direct een voltreffer, met een bijna perfect vertolkt ‘Je veux vivre dans ce rêve’. Het gemak dat ze in de hoogte tentoonspreidde, maakte dat de toeschouwer rustig in zijn stoel kon blijven zitten: het kwam allemaal goed. En daar bleef het niet bij. Het niveau van deze aria bleek Damrau met het grootste gemak te kunnen vasthouden. Later in de reeks wordt de Duitse zangeres opgevolgd door Pretty Yende, die wat meer Juliettes leeftijd benadert, maar er een flinke kluif aan zal hebben Frau Damrau te doen vergeten.
Vittorio Grigolo was eerder dit seizoen te zien in Les contes d’Hoffmann in Londen. Net als bij de Royal Opera bracht hij ook nu alles mee dat men zich voor een perfecte invulling van de rol wensen kan. Hij oogde jong, klom met gemak omhoog naar het balkon van Juliette om haar te kunnen aanraken, stond achteloos op de richel van een zuil te zingen en sprong er en passant vanaf, zonder de flow te onderbreken. Tel daarbij op de intensiteit van zijn voordracht, zijn gepassioneerde lyriek en zijn moeiteloos acteren en je beleefde als toeschouwer een Roméo uit duizenden.
Ook voor Grigolo gold dat hij zijn niveau tot op het laatst zeer hoog wist te houden. En dan te bedenken hoeveel beide geliefden aan netto zangtijd te absolveren hebben. Bij dit werk gaat het immers helemaal om het tweetal; van meerhoeksverhoudingen is nauwelijks sprake, de overige personages vervullen slechts vrijwel op zichzelf staande bijrollen.
Die bijrollen waren overigens met uitmuntende personeel bezet. Mercutio werd uitnemend vertolkt door Elliot Madore, Mikhail Petrenko was een fraaie Frère Laurent en Virginie Verrez (Stéphano) wist korte tijd de show te stelen met haar ‘Que fais-tu, blanche tourterelle?’ Ook de kleinere rollen – Tybalt, Duenna, Capulet, Duc – waren prima bezet.
Wat opviel, was de kwaliteit van de gespeelde gevechten. Als hiervoor gespecialiseerd personeel ingezet zou zijn, had het er nauwelijks geloofwaardiger hebben kunnen uitzien. Mooi ook om vast te stellen dat er gewoon doorgezongen werd tijdens het vechten. Elkaar beledigen is immers net zo belangrijk als elkaar verwonden; doden komt niet op de eerste plaats, dat is meer een bedrijfsongeval.
Het orkest onder leiding van Gianandrea Noseda zorgde voor mooie ondersteunende klanken en het koor bewoog en zong prachtig. Het was een topavond.
Place de l’Opera bezocht deze voorstelling in Pathé Schouwburgplein in Rotterdam. Bij verschillende Pathé-vestigingen wordt Roméo et Juliette op zondag 29 januari herhaald. Zie voor meer informatie de website van Pathé.
31Reacties
Inderdaad zo een avond waarvoor de opera uitgevonden lijkt! Alles was prachtig: decors, kostuums, personenregie en natuurlijk … een droomkoppel! Genieten met de krop in de keel! En een bewijs dat opera onder zulke omstandigheden evengoed te genieten valt in de bioscoop, wat er soms ook beweerd wordt…
Ik ben het bijna volledig eens met de mooie recensie van Peter Franken alleen is het me niet geheel duidelijk waarom de Met de veel inventievere, vorige productie van Roméo et Juliette van het repertoire heeft genomen. Die productie waarin allerlei astrologische verwijzingen zaten, kwam veel meer overeen met het Elizabethaanse wereldbeeld waarin de “star-crossed lovers” gedoemd zijn ten onder te gaan. De nieuwe coproductie was mooi om te zien maar de verplaatsing van de handeling naar de achttiende eeuw voegde niets toe.Na de mislukte productie van Manon Lescaut bij DNO durf ik de naam Fellini nauwelijks meer te noemen maar Fellini’s Casanova was duidelijk de inspiratiebron voor de kostuums en het soms decadente gedrag.Muzikaal viel er veel te genieten. Diana Damrau wist de jeugdige exuberantie van een pubermeisje (almost fourteen bij Shakespeare) met haar stem prachtig te suggereren maar qua uiterlijk was het wat moeilijker om in haar Juliette te geloven.Vittorio Grigolo overtuigde volledig. Een ideale Roméo. Alle bijrollen waren meer dan uitmuntend bezet. Frère Laurent gezongen door Mikhail Petrenko was hier nogal sinister. Gounod heeft ook nog het Franse volkslied in de opera verwerkt.
Dag Rudolph, kun je voor je laatste zin iets specifieker zijn?
Net als bij “Salomé” en “Madama Butterfly” moest ik er even aan wennen, dat de vertolkers van de titelrollen onvermijdelijk ouder waren dan de personages, die ze uitbeeldden, maar als je dat kon opbrengen viel er erg veel moois te genieten1 De update zal wel passen in de tegenwoordige trend, maar heeft mij niet gestoord. Voor mij was dit opera zoals ik het graag hoor en zie en zoals het m.i. ook bedoeld is: geen “concept” en geen “gelaagdheid” of meer van die hedendaagse onzin.
Wij hebben beiden enorm genoten van deze “Roméo en Juliette”.
OPERA zoals ik het wel meer zou willen zien, zonder, zoals P.K.De Haan zo treffend zei : quote : geen “concept” en geen “gelaagdheid” of meer van die hedendaagse onzin.
Vertolkingen van “de bovenste plank”, orkestraal dik in orde en vooral ontroerend mooi. Maar vooral : dikke “chapeau” voor Grigolo,(letterlijk) , een “echte Roméo” en een Damrau die zowel vocaal als in haar Juliette (acting) overtuigde.
Op naar de volgende “Opera in de Cinema”, love it !
Een eenvoudig verhaal (dit bedoel ik niet negatief) als ‘Romeo et Juliette’ leent zich ook niet tot ‘gelaagdheid’ of ‘concept’.
Andere complexere werken wel…
Goede middag @Maarten-Jan. Vierde akte, scene 17. Het martiale karakter en de melodie van Juliette’s aria “Amour, ramine mon courage” komen sterk overeen met de Marseillaise.
Als je de toneelstukken van Shakespeare als uitgangspunt neemt voor je libretto krijg je automatisch gelaagdheid mee.Shakespeare ontleende de plots meestal aan anderen. Zo ook bij Romeo and Juliet.Shakespeare’s genie zorgde voor de diepgang. (zie:The Elizabethan World Picture: A Study of the Idea of Order in the Age of Shakespeare, Donne & Milton (1942) van E.M.W.Tillyard).
Natuurlijk zorgt Shakespeares genie voor diepgang, maar Romeo and Julia is niet meteen zijn diepzinnigste stuk (dit bedoel ik weer niet negatief), toch niet als men het vergelijkt met Hamlet, King Lear of zelfs Macbeth. En OK, het libretto van Gounod respecteert dan wel het originele stuk (in tegenstelling tot bv de opera van Bellini) maar het heeft zeker niet de diepgang van Shakespeare (maar is wel een heel goed operalibretto…)
De gelijkenis van die aria met de Marseillaise vind ik persoonlijk een beetje ver gezocht…
Grote thema’s als liefde, trouw, plichtsbesef, wraak, oorlog en vrede, jeugd versus ouderdom en de vergankelijkheid van het leven, de bewegingsvrijheid van de man vergeleken met die van de vrouw en de rol van het gezag komen allemaal in dit stuk voor.Barbier en Carré zorgden ervoor dat de meeste scenes directe parallellen hebben met het stuk van Shakespeare en de vele metaforen in het libretto zijn direct ontleend aan het toneelstuk.
Ik ben trouwens niet de eerste die de overeenkomst tussen deze aria en de Marseillaise hoort maar zoals vaker gebeurt als je het wilt horen, hoor je het ook.
Met Kerstmis kreeg ik een operakalender cadeau. Voor januari vermeldt de daarop afgebeelde oude poster de opera Giulietta e Romeo van Zandonai. Ik ken de opera helaas alleen van naam. Is deze opera de moeite van het beluisteren waard?
@Stefan Caprasse (9:38) : vergist u zich niet, een beetje diepdelver
zal zelfs Poessie Mauws gelaagdheden bloot weten te leggen.
Eén grote masterclass “Erotiek in de Opera”! Ik ken een Nederlandse regisseur die erotiek verwart met platvloersheid, aan wie een dergelijke masterclass heel goed besteed zou zijn.
http://operagazet.be/recensies/recensies-20162017/video/romeo-et-juliette/
Mijne heren, u loopt hopeloos achter. “Concept”, “gelaagdheid”, het is allemaal sóóóó 2016! Het gaat anno 2017 om “SCHUREND MUZIEKTHEATER”!
@Rudolph Duppen (13u56): Van die ‘Giulietta e Romeo’ van Zandonai staat één aria op de ‘Verismo arias’ CD van Jonas Kaufmann.
Als ik me niet vergis heb ik eens ergens (ik dacht in het Riemens Operaboek, ik zal het eens opzoeken als ik thuis ben) gelezen dat deze opera niet op Shakespeare zou gebaseerd zijn maar op een andere bron met hetzelfde onderwerp.
@Kersten (14u26): Als iemand persé een ‘gelaagdheid’ in ‘Poessie Mauw’ wil zien, is dat zijn zaak. Ik heb mijn mening gezegd, nl dat het ene stuk (of opera) meer vatbaar is voor gelaagdheid dan een ander en daar blijf ik bij…
Ik stel overigens weer vast dat zelfs deze prachtige produktie (zo goed als compleet ‘gewoon’ en zonder ‘gelaagdheid’) weer een oeverloos debat dreigt uit te lokken over precies die ‘gelaagdheid’.
Ik stel dan ook voor ons hier te beperken tot een bewondering (toch wat mij betreft) voor deze voorstelling en het debat over de ‘gelaagheid’ naar hartelust weer op te nemen, als ze toepasselijk is – en die gelegenheid komt er ongetwijfeld nog!
Ik heb het Groot Operaboek van Leo Riemens erop nageslagen: de heer Caprasse heeft gelijk. Leo Riemens schrijft: ”Giuletta e Romeo,Rome 1922, een werk dat niet op Shakespeare, maar op de originele Veronese legende is gebaseerd”.
Sorry, Giulietta natuurlijk!
Bedankt voor deze opzoeking!
Inderdaad meneer Caprasse, laten we het houden bij bewondering voor deze schitterende uitvoering. Ik heb enorm genoten. En zo mooi om te zien ook! Wat een fraaie kostuums en zoveel bewegelijkheid. Die vechtscènes – dat ze dat er nog even bij deden, tijdens het zingen. Het was heerlijk.
En over de nieuwste schuurmode hebben we het wel weer een andere keer.
Zeer terecht dat zowel Place de l’Opera als Opera Gazet de uitmuntende schermscenes noemt. Dat zou een regisseur van schurend muziektheater vast symbolisch of in slow motion “opgelost” hebben.
Hartelijk bedankt voor deze informatie. Het ging mij meer om de muziek. In deel 2 van The New Grove Dictionary of Opera staat inderdaad dat het libretto gebaseerd is op o.a. twee bronnen die Shakespeare ook gebruikt. De muziek wordt omschreven als veristisch. Het intermezzo uit de derde akte waarin Romeo’s rit terug naar Verona muzikaal gestalte krijgt schijnt het bekendste deel van deze opera te zijn. Ik kwam ook nog de Giulietta e Romeo van Zingarelli tegen en die van Nicola Vaccai.
Van deze laatste dacht ik dan weer gelezen te hebben dat de slotscene een tijdlang werd ingelast in de versie van Bellini…
Wat een heerlijke productie. Ik heb de onzinnige Guy Joosten “starry starry night” regie indertijd ook gezien, waar ook het feestelijke bal en de cel van Frère Laurent een plaats in het planetarium (!) hadden gevonden en Romeo en Julia hun huwelijksnacht op een zwevend kinderbedje moesten zien door te brengen.
Damrau en Grigolo (in bovenstaande recensie tot “Grigorio” getransformeerd) waren een zinderend paar. Eens met recensent Keegel: erotiek is iets anders dan de vulgaire seksuele toespelingen in Entführung.
Dat klopt gedeeltelijk Stefan. Voor een voorstelling van I Capuleti e i Montecchi in Bologna in 1832 waarin Maria Malibran de Romeo vertolkte, verving ze het einde van Bellini’s opera door de één na laatste scene uit Vaccai’s opera waarin ook de aria “Ah se tu dormi, svegliati” begrepen was. Haar voorbeeld werd in de gehele negentiende eeuw gevolgd door alten en lage mezzo’s die deze rol op zich namen. In de hedendaagse partituur van Bellini’s opera wordt die scene van Vaccai als appendix opgenomen. (bron: deel 2 van The New Grove Dictionary of Opera).
Inderdaad Rudolph, iets dergelijks heb ik intussen ook gelezen in het CD-boekje van Elina Garanca ‘Romantique’ – op deze CD zingt ze dus deze Vaccai-versie van de Romeo-scene.
Ter aanvulling over de Zandonai Romeo-aria ook even melden dat, behalve door Jonas Kaufmann op de CD ‘Verismo Arias’ deze aria ook gezongen wordt door Roberto Alagna op de CD ‘Nessun Dorma’.
“Giulietta e Romeo” van Zandonai is op 10-03-1991 concertant uitgevoerd door solisten, Groot Omroepkoor en Radio Philharmonisch Orkest o.l.v. Alfredo Bonavera in het kader van de bijzondere muziekproducties van de KRO in het toenmalige “Vredenburg”, nu “Tivoli/Vredenburg”, in Utrecht en op 20-04-1991 uitgezonden door Radio 4. De samensteller van de serie en presentator van deze uitzending, Dick van der Meer, heeft destijds gesteld, dat bovenvermelde opvatting over het libretto onhoudbaar was gebleken. De librettist zou volgens hem, naar post-veristische gewoonte, alle nevenintriges als bij Shakespeare hebben geschrapt en vervangen door sfeerbeelden. Helaas blijkt mijn opname van genoemde uitzending niet meer bruikbaar te zijn.
Hartelijk dank voor deze bijzondere aanvullingen.
Zandonai’s Giulietta e Romeo (1922) verdient absoluut een herwaardering
maar dan moet je Shakespeare en Gounod even vergeten. Zandonai gaat terug naar Arturo Rossato
die in 1520 zijn verhaal publiceerde. Als je van Francesca da Rimini houdt dan is Giulietta e Romeo
Een aanrader vooral vanwege de prachtige orkestratie. Er bestaat volgens mij slechts een commerciële opname op
Cetra uit 1961; de zangers zijn niet super maar het geeft een idee van dit vergeten meesterwerk.
Er bestaat blijkbaar ook een andere opname op ‘HISTORISCHE TON DOCUMENTE’ (zie google).
Met permissie, meneer Mauricio, Arturo Rossato was de librettist en tijdgenoot van Zandonai. Zoals ik in een eerdere reactie al heb aangegeven werd de opvatting van blijkbaar o.m. Leo Riemens, dat deze zou hebben teruggegrepen op de “novella storica” van Luigi da Porto (16e eeuw) door Dick van der Meer, destijds programmeur van de KRO-serie Bijzondere Concerten in het Utrechtse Vredenburg, getypeerd als “onhoudbaar gebleken”(zie boven). De opname op Cetra o.l.v. Loris Gavarini is later nog heruitgegeven door Naxos. Er is toch nog hoop voor mijn destijds met een VHS-videorecorder gemaakte audio-opname: bijstelling van de tracking geeft verbetering.
Dat klopt Pieter K. de Haan. De eerste schrijver die de namen Romeo en Giulietta gebruikte was Luigi da Porto in zijn Istoria novellamente ritrovata di due nobile amanti (1535). Dit verhaal werd door Bandello aangepast en zijn versie verscheen in 1560. Deze novella werd vertaald in het Engels en opgenomen in William Painter’s Palace of Pleasure (1566-70) en dat was weer de bron van een Franse versie van Pierre Boaisteau die verscheen in Belleforest’s Histoires traqiques (1559-82). Van dit Franse verhaal maakte Arthur Brooke een Engels gedicht The Tragical History of Romeus and Juliet (1562). Shakespeare volgt dit gedicht op de voet en hergebruikt hier en daar Brooke’s beeldspraak. (Bron: The Oxford Companion to Shakespeare).
Beste heren de Haan en Duppen, excuses voor de verkeerde naam, Porto en Bandello zijn inderdaad de vroegste
bronnen van het verhaal. Mea culpa!
Voor de liefhebbers: Theater Braunschweig heeft dit seizoen Giulietta e Romeo van Zandonai op het programma staan. Ik zal hem in ieder geval gaan bekijken.