Magische bezweringen in preview aus LICHT
De Nationale Opera lichtte zondagavond een flinke tip van de sluier op die ligt over het grootse project om in 2019 delen uit Stockhausens operacyclus LICHT op te voeren. “Wij willen uw nieuwsgierigheid bevredigen met onze inspanningen tot nu toe”, aldus Pierrre Audi, DNO-directeur en geestelijk vader van het project aus LICHT.
Niet in de schouwzaal van het operahuis aan de Amstel, maar op het toneelpodium keek en luisterde het publiek, zo’n vierhonderd personen, tijdens deze eenmalige uitvoering naar twee grote fragmenten. Voor de pauze was de blik gericht op de achterkant van de toneelruimte. Na de pauze waren de stoelen omgedraaid en keken we richting zaal, waar op de orkestbak een amfitheater voor een orkest was gebouwd. Een vondst om de toneelruimte zo te gebruiken, alsof er een nieuwe zaal was ontwikkeld voor experimenteel of kleinschalig muziektheater.
Superformel
LICHT: die sieben Tage der Woche luidt de complete titel van Stockhausens 29 uur durende schepping, waaruit DNO een selectie van scènes wil realiseren. De inhoud gaat om de eeuwige worsteling tussen het materiële en het spirituele. Drie centrale figuren hebben elk hun symbolische betekenis: Eva is de moeder en schepper van het heelal, de aartsengel Michael stelt de hoeder van de mensheid voor en Lucifer is de slimme vijand van de mens.
Inspiratie voor zijn fantasieën puurde Stockhausen uit oosterse culturen, zoals het Japanse Nôh-theater, en uit filosofische stromingen in de Indiase cultuur, en hij verwerkte christelijke symbolen in zijn rituelen. In de vormgeving sluiten de zeven opera’s aan elkaar zoals de dagen in de week aan elkaar gekoppeld zijn.
De volgorde van componeren ging echter niet chronologisch. Als eerste kwam Donnerstag tot stand. Het hartstuk daarin, ‘Michaels Reise um die Welt’, ontstond als eerste. Het is een trompetconcert met bewegingsvoorschriften voor Stockhausens zoon Markus. Diens lenige gestalte en virtuoze trompetspel maakten een geweldige indruk bij de première van de hele Donnerstag in 1981 in de Scala in Milaan.
Voor zijn zevendelige cyclus ontwikkelde Karlheinz Stockhausen (1928-2007) een zoals hij het noemde ‘Superformel’, een melodische formule die de grondslag vormt voor de afgeleide formules die de hoofdfiguren Eva, Michael en Lucifer kenmerken. Deze hoofdfiguren zijn geen zangers maar instrumentalisten. Er komen wel vocale stemmen voor in de cyclus, zowel solistisch als in koorverband, maar in feite is LICHT een opera zonder sterzangers.
Trompetconcert
In de uitvoering van DNO kwam ‘Michaels Reise’ na de pauze aan bod, gespeeld door Marco Blaauw, een Nederlands trompettist, een leerling van Markus. Hij nam in 2002 de rol van Michael over, nadat Markus zijn eigen weg wilde gaan en het tot een breuk met zijn vader kwam.
Gehuld in een blauw-goud gekleurde jasje, met een band om de taille met allerlei dempers, besteeg Marco Blaauw een podium onder een sterrenhemel van rode lampjes, omringd door het orkest, waarin een forse slagwerkgroep, gevormd door studenten van het Koninklijk Conservatorium. Dat neemt deel aan het project als studieobject.
Het eerste resultaat kan indrukwekkend worden genoemd. Maar de show werd beslist gestolen door het geraffineerde trompetspel van Michael, die zich zo’n veertig minuten, in een eenvoudige regie, op zijn wereldreis naar alle windrichtingen bewoog, zijnde de verschillende segmenten in het orkest. Hij kreeg solistisch tegenspel van twee hardnekkig interrumperende klarinettisten, totdat Eva (bassethoorn) in een maanwitte jurk het podium betrad en de scène eindigde in een rituele dans tussen hen.
Kathinka’s Gesang
Voor de pauze was de aankleding theatraler. Aan weerszijden van het publiek stonden in drie doorzichtige kasten slagwerkers opgesteld, gekleed in zwart en zilver, behangen met slaginstrumenten, wat deed denken aan Nikkelen Nelis. Op het podium twee enorme gele cirkels met notenvoorbeelden, formules die door fluitiste Karin de Fleyt (behorend bij de vaste kern van Stockhausen musici) werden gespeeld als één lange cantilene van circa 35 minuten.
De titel ‘Kathinka’s Gesang’ verwijst naar de Nederlandse fluitiste Kathinka Pasveer, voor wie Stockhausen destijds dit concert schreef als onderdeel van de opera Samstag. In het instrumentale belcanto wisselen lieflijkheid, hartstocht en dramatiek elkaar af. Allerlei blaastechnieken gaven aan deze partij een fascinerende uitstraling. Gonzend, trommelend, ritselend en ratelend zorgden de slagwerkers voor magisch tegenspel, alsof er bezweringszangen werden uitgevoerd.
De voorstelling doet reikhalzend uitkijken naar het totaal in 2019.