Onschuld triomfeert in de ‘andere’ Nabucco
Vrijmoedig geleid door dirigent Leonardo García Alarcón deed Cappella Mediterranea haar naam zaterdag in het Concertgebouw eer aan met het barokke bijbelverhaal Il dialogo del Nabucco van Falvetti. Zuidelijk zonlicht overgoot het korte maar glansrijke concert vol exotische kleuren en ongedwongen stempracht.
Begin juni brengt de NTR ZaterdagMatinee het ‘nieuwe Babylon’, zoals de onvolprezen concertserie de Nederlandse première van Jörg Widmanns opera Babylon beschrijft. In de editie van 29 april wekte Cappella Mediterranea het ‘oude Babylon’ tot leven met Michelangelo Falvetti’s Il dialogo del Nabucco. Iraanse percussie en oosterse houtblazers als de ney, kaval en doedoek ontbraken stellig bij de wereldpremière in Messina, maar vulden het Concertgebouw met een bedwelmende oriëntaalse weelde.
Authentiek in het kwadraat of doorgeschoten multiculturalisme? Iets minder opvallend nam Alarcón eenzelfde vrijheid bij Falvetti’s Il Diluvio Universale in 2015, deels gerechtvaardigd door de langdurige Arabische overheersing van Sicilië. Maar vooral de liefst viermaal in het bijbelboek Daniël genoemde instrumenten bleken hier een onweerstaanbaar aanknopingspunt. Ze inspireerden ook Benjamin Britten in zijn Burning Fiery Furnace, eigenlijk een relevantere vergelijking dan Verdi’s klassieker Nabucco.
Net als Britten vertelt Falvetti over de drie Joodse jongelingen die weigeren Nebukadnezars gouden beeltenis te vereren en tot de verbrandingsdood worden veroordeeld. Dankzij een engel, later als Christus beschouwd, komt het trio ongedeerd uit de oven. Brittens benaming ‘church parable’ sluit aan bij de term ‘dialoog’ voor Falvetti’s werk: geen opera, zelfs geen dramatisch oratorium, maar in wezen een moraliteit. Zij het dat de sprankeling elke gedachte aan zedenprekerij in de kiem smoort.
Wellicht vanwege de geografische afstand tot de grote operacentra klinkt Falvetti’s muziek stilistisch vroeger dan ontstaansjaar 1683 suggereert. Menige aria heeft slechts continuobegeleiding en de getokkelde snaren dragen evenveel gewicht als de strijkers. In de conventionele allegorische proloog dalen Afgoderij en Hoogmoed af tot de Eufraat, gezongen door Matteo Bellotto met diepe maar glasheldere bas. De oude fluiten dissoneerden prikkelend met Falvetti’s fantasierijke rivierschets.
Als trouwe adjudant Arioco opende countertenor Owen Willets het feitelijke verhaal met een zoete nachtschildering, herinnerend aan het wiegeliedje in Monteverdi’s Poppea. Hij viel enigszins uit de toon doordat hij als enige de partituur nodig had. In een latere aria ontbrak mijns inziens feeling voor de vloeiende sensualiteit van deze muziek, al imponeerde Willets’ souplesse in de furieuze opening.
Alle barokstemmen vulden de Grote Zaal zonder moeite, zo ook de milde bas-bariton Alejandro Meerapfel als profeet Daniël. Zijn rol is vooral die van commentator, maar hij voegde een vleugje vermoeide rijpheid toe aan de lofzangen van de schuldloze jongelingen, heel toepasselijk door sopranen vertolkt.
Oorspronkelijk zongen zes solisten waarschijnlijk ook alle ensembles, maar Alarcón benutte het voortreffelijke Chœur de Chambre de Namur in wisselende formaties. Met volbloedige en tegelijk lichtvoetige meerstemmigheid aanbaden de leden hun vorst, ingeleid door imposant tromgeroffel en schallende trombones. Verwarring wekte echter de willekeurige koorversterking van sommige delen.
Vorstelijk gekleed in een fluwelig jasje belichaamde Fernando Guimarães zowel Nabucco’s angstige voorgevoelens als zijn mateloze arrogantie. Eendimensionaal is Falvetti’s karakterisering zeker niet, getuige de aria waarin de koning zijn woede tracht te beteugelen. Stuwende klanken van slagwerk en contrabas gaven deze noten een welhaast jazzy uitstraling.
Het was niet altijd zoetgevooisd wat uit Guimarães’ keel kwam, maar vermoedelijk zette hij zijn kruidige lyrische tenor bewust onder druk om Nabucco’s groeiende machteloosheid weer te geven. Een alleszins begrijpelijk frustratie, gezien de met hoongelach omlijste temerige zanglijnen van de knapen.
Hier blijkt toch een link met Verdi. Zoals diens Nabucco verkapt protesteerde tegen de Habsburgers, zo stelde Falvetti’s librettist Vincenzo Giattini 160 jaar eerder de Spaanse bezetters aan de kaak. Als straf voor een mislukte opstand smolten zij de kerkklok van Messina om tot ruiterbeeld van de Spaanse vorst. Het verhaal rond het bijbelse beeld had destijds dus een bijtende politieke ondertoon.
Na het fatale oordeel vervloog de dartelheid. Elkaars handen broederlijk (of zusterlijk?) omknellend accepteerden de jongelingen hun lot. Onvergetelijk was hier de doedoek, een dubbelrietig abrikozenhouten instrument met een bijna menselijk aandoende klagelijkheid.
Nabucco culmineert in ontroerende solo’s voor de knapen, waarin Falvetti’s gewichtloze begeleiding de tijd stilzet. Alle drie vertegenwoordigen onschuld, maar in mijn oren belichtte elke sopraan een deelaspect. De Anania van Caroline Weynants was dankzij haar spatzuivere geluid, slank maar stevig gefundeerd, een toonbeeld van godsvertrouwen. Met haar meer gevoileerde en weemoedige timbre drukte de Azaria van Arianna Venditelli ingetogen verdriet uit, terwijl de ongekunstelde prille stem van Lucia Martín Cartón als Misaele jeugdige overmoed leek te vertolken.
Het langdurige applaus dwong een toegift af, zodat Capucine Keller (Trots) nogmaals haar verleidelijke kunsten mocht etaleren. Terecht trots op zijn musici toonde zich Alarcón. In oktober maakt deze vaandeldrager van een onbeschroomde barokaanpak zijn debuut bij De Nationale Opera. Met Cavalli’s Eliogabalo klinkt dan opnieuw een Nederlandse première. De barokke schatkist is nog lang niet uitgeput!
2Reacties
Het was weer een concert om bij te schrijven in de lange reeks van matineesuccessen.
Ik heb sterke twijfels bij de historiciteit van talrijke keuzes van Alarcon. maar ze zijn werkelijk totaal ondergesneeuwd bij deze krachtige uitvoering, die niet over the top was, want er werd intens en oprecht met groot gevoel voor expressie en dramatiek gemusiceerd. Een spetterende uitvoering die mij toch eerder aan opera deed denken dan aan een oratorium. Ik kende het werk van een uitvoering in Ambronay op Arte, maar het klonk zoveel beter in het Concertgebouw.
Zie ook de reacties bij de aankondiging van dit concert.