Operarecensie

Operadagen opent met Janáčeks Dagboek

Operadagen Rotterdam heeft de komende vier jaar als thema ‘Lost & Found’. De editie van dit jaar, die vrijdagavond begon, staat in het teken van ‘Departures’. De keuze voor Janáčeks liederencyclus Dagboek van een verdwenene als openingsvoorstelling sloot daar naadloos bij aan.

Scène uit Dagboek van een verdwenene. (© Jan Versweyveld)
Scène uit Dagboek van een verdwenene. (© Jan Versweyveld)

Pex Langenberg, wethouder Cultuur van de gemeente Rotterdam, opende gisteravond in de Rotterdamse Schouwburg met een korte toespraak Operadagen Rotterdam. Hij benadrukte hoezeer het innovatieve karakter van het festival aansluit bij het karakter van de stad Rotterdam. Festivalleider Guy Coolen belichtte vervolgens enkele hoofdpunten uit het programma, waarna ‘ambassadeuse’ Nora Fischer het festival formeel voor geopend mocht verklaren.

In een eerder persbericht werd gesteld dat verhalen over het oversteken van grenzen en de zoektocht naar een nieuwe identiteit centraal staan in deze aflevering. “Met dit thema sluit het festival aan op de actuele maatschappelijke strubbelingen rondom migratie en xenofobie.”

Een blik op het volledige programma van het tien dagen durende festival maakt duidelijk dat er van ‘operadagen’ feitelijk niet echt meer sprake is. De titel Operadagen Rotterdam heeft een grote naamsbekendheid – het is een sterk merk – en dat is een goede reden om eraan vast te houden. Maar gelet op de inhoud zou ‘Festival voor vernieuwend muziektheater’ de lading beter dekken.

Hoe het ook zij, het festival trekt elk jaar opnieuw grote aantallen bezoekers en voorziet duidelijk in een behoefte. Maar of het nieuw publiek genereert voor ‘reguliere’ operavoorstellingen uit het bestaande repertoire valt te betwijfelen.

Leoš Janáčeks liederencyclus Dagboek van een verdwenene vertelt het verhaal van een man in Moravië die plotseling uit zijn dorp verdwijnt, zonder dat er ooit nog iets van hem vernomen wordt. Hij heeft zich ‘laten betoveren’ door een zigeunerin en ondanks hevige innerlijke strijd is hij met haar meegegaan. Daarmee heeft hij feitelijk al zijn schepen achter zich verbrand.

Janáček concentreert zich op hetgeen de man doormaakt en projecteert daarmee zijn eigen verlangens voor zijn jongere geliefde Kamila Stösslová op zijn hoofdpersoon. Deze durft wél de beslissende stap te zetten, Janáček zelf niet. Hij is trouw aan zijn vrouw, al is dat letterlijk halfhartig. De andere helft heeft hij zijn muze Kamila geschonken.

Regisseur Ivo van Hove heeft van de korte cyclus een iets minder korte opera weten te maken door de worsteling van de man te spiegelen aan die van de vrouw, de zigeunerin Zefka. Hiervoor zijn nieuwe teksten geschreven en is nieuwe muziek toegevoegd, gecomponeerd door Annelies Van Parys. Het resultaat is verbluffend. Van een stijlbreuk is volstrekt geen sprake; alles gaat naadloos in elkaar over. Slechts de muzikale inbreng van een klein achtergrondkoortje heeft op punten een licht afwijkend idioom.

De enscenering laat een man op middelbare leeftijd zien die zojuist zijn vrouw heeft laten cremeren. Hij komt binnen in een kamer met een urn onder zijn arm en beleeft vervolgens in een terugblik zijn gemiste kans op een gelukkig leven. Janik en zijn zigeunerliefde Zefka vertolken hun rollen in diezelfde kamer en op punten neemt de man (Janáček) deel aan de handeling. Deze opzet had weinig meerwaarde, mede doordat de acteur in kwestie weinig indruk wist te maken. De keuze om hem ook iets te laten zingen was ook geen succes.

De compositie van Janáček en Van Parys is sterk genoeg om op eigen benen te staan en verdient een plaats op het repertoire als eenakter in een double bill. Maar dan zonder toevoegingen die refereren aan Janáčeks leven.

Sopraan Marie Hamard wist mooi gestalte te geven aan het zigeunermeisje Zefka. Met lange, zwarte haren en gehuld in een rode jurk had ze zeker ook haar uiterlijke verschijning mee. In deze versie heeft Zefka prachtige teksten gekregen die recht doen aan de vermeende gedachtewereld van haar personage, maar nog steeds wel inspelen op mannelijke fantasieën. Denk aan: “Ik breek een takje af en duw een paar bladeren weg en mijn bed is al gereed.” Helemaal alleen in een bos zijn daar weinig mannen tegen bestand. Hamard is een mooie sopraan met een prettig timbre en goed spel, en daarmee wist ze de handeling grotendeels naar zich toe te trekken.

Tegenover de zekerheid uitstralende Zefka komt Janik over als een handenwringende, gegoede burgerjongen die zijn hele levensverwachting ziet verdampen door iets wat aanvankelijk nauwelijks meer is dan een bevlieging. Gaandeweg wordt Zefka echter een obsessie en leeft hij nog slechts voor de nacht, waarin hij haar ontmoeten kan. Als ze ook nog eens een zoon heeft gebaard, hakt hij de knoop door en verdwijnt uit zijn dorp. Tenor Ed Lyon zette op overtuigende wijze dit vertwijfelde personage neer, zowel in zijn zang als in zijn acteren. Mooie rol.

Een pianiste en drie achtergrondzangeressen completeerden het geheel, goed gespeeld en gezongen. Als eenakter zie ik toekomst voor dit stuk, maar dan zonder de toneelmatige toevoegingen. De muziek en zeker ook de teksten spreken voor zich, daarvoor hoeft er geen Janáček-personage op het toneel te staan.

Zie voor meer informatie over de voorstellingen van Operadagen Rotterdam www.operadagen.nl.

Vorig artikel

Hondenhartje is voor iedereen

Volgend artikel

Groissböck en Garanča top in Rosenkavalier

De auteur

Peter Franken

Peter Franken